ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ4857

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
13 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001301-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de strafbaarheid van een verdachte die een motorrijtuig bestuurde terwijl hem dat was ontzegd

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 13 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, die eerder meermalen was veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, had een personenauto bestuurd terwijl hem de bevoegdheid daartoe was ontzegd. Het hof oordeelde dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen, opnieuw blijk had gegeven van lak aan de consequenties van rechterlijke vonnissen. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van een maand geëist, en het hof volgde deze vordering. De verdachte had zich bovendien tijdens een controle in het verkeer niet correct geïdentificeerd door de naam van zijn broer op te geven, wat het hof als een indicatie van zijn bewustzijn van het strafbare feit beschouwde.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief een 40 pagina's tellend uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte. Dit document toonde aan dat de verdachte niet alleen voor vermogensdelicten, maar ook voor meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet was veroordeeld. Gezien de ernst van de feiten en de herhaalde overtredingen, oordeelde het hof dat de reguliere richtlijnen voor strafoplegging niet meer volstonden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand en de in beslag genomen personenauto werd verbeurd verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de veroordeelde en de toepasselijke artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Gereechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001301-10
Uitspraak d.d.: 13 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 7 mei 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1959],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 april 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand en verbeurdverklaring van de onder hem in beslag genomen personenauto. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. E. Boskma, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
verdachte op of omstreeks 23 augustus 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], terwijl verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat verdachte bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat verdachte die bevoegdheid was ontzegd, op de weg [straat] een motorrijtuig heeft bestuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
verdachte op 23 augustus 2009 te [plaats], terwijl verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat verdachte bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat verdachte die bevoegdheid was ontzegd, op de weg [straat] een motorrijtuig heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een personenauto bestuurd en zich daarmee in het verkeer begeven terwijl hem de bevoegdheid daartoe was ontzegd. Toen hij werd aangehouden in het kader van een controle op de naleving van de Wegenverkeerswet, gaf verdachte de naam van zijn broer op.
Weliswaar is hem dat niet ten laste gelegd, maar daaruit kan heel wel worden afgeleid dat verdachte zich voortdurend en ook in die situatie bewust was van het feit dat hij een strafbaar feit beging. Verdachte heeft zich daarmee - opnieuw - onverantwoordelijk getoond waar het gaat om de belangen van de verkeersveiligheid.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend 40 pagina's tellende uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 maart 2011. Daaruit blijkt dat verdachte - behalve voor tal van vermogens- en andere delicten - meermalen is veroordeeld voor strafbare feiten die de Wegenverkeerswet 1994 betreffen.
Bezien in het licht van voornoemde documentatie heeft verdachte opnieuw blijk gegeven lak te hebben aan de belangen van de verkeersveiligheid en - met name - ook aan de consequenties van rechterlijke vonnissen. De regulier geldende richtlijnen voor strafoplegging voor het bewezen verklaarde volstaan naar het oordeel van het hof daarom niet meer.
In navolging van het vonnis van de politierechter en de vordering van de advocaat-generaal acht het hof daarom oplegging van een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Hetgeen de raadsman over de persoonlijke omstandigheden van verdachte naar voren heeft gebracht, maakt dit oordeel niet anders.
Beslag
Het bewezenverklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen onder veroordeelde inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een personenauto, merk: Volkswagen Corrado 1992, kenteken [kenteken], die de veroordeelde toebehoort.
Het voorwerp zal daarom worden verbeurd verklaard.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van veroordeelde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a en 63 van het Wetboek van Strafrecht en
artikel 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
In beslag genomen voorwerp
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een personenauto, Volkswagen Corrado 1992, kenteken [kenteken].
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. H. Heins en mr. J. Dolfing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel, griffier,
en op 13 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.