ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ4856
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Veroordeling wegens medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vervalste strippenkaart
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 13 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk gebruik maken van een vervalste strippenkaart, een feit dat zich voordeed op 22 november 2006. Het hof heeft vastgesteld dat het openbaar ministerie gedurende 2,5 jaar geen actie heeft ondernomen om het verstekvonnis aan de verdachte te betekenen, en dat de verdachte sindsdien geen nieuwe politie- of justitiecontacten heeft gehad. Gezien de lange tijd die is verstreken en de omstandigheden van de verdachte, heeft het hof geoordeeld dat een voorwaardelijke geldboete van € 320,-, subsidiair zes dagen vervangende hechtenis, passend is.
De verdachte had samen met haar partner een vervalste strippenkaart aangeboden aan een buschauffeur, met de bedoeling om kosteloos gebruik te maken van het openbaar vervoer. Het hof heeft in zijn overwegingen ook gekeken naar de eerdere veroordelingen van de verdachte, die echter geruime tijd geleden waren en voor andere delicten. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die een onvoorwaardelijke geldboete had gevorderd, niet toegewezen, maar in plaats daarvan gekozen voor een voorwaardelijke geldboete, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de lange tijd die sinds het delict was verstreken.
Het hof heeft de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 23, 24, 24c, 47 en 225 van het Wetboek van Strafrecht toegepast, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde. De beslissing van het hof houdt in dat de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 130,-, die was opgelegd bij een eerder vonnis, wordt gelast, indien de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.