ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ4283

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001403-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersovertredingen en werkstraffen opgelegd aan verdachte na rijden onder invloed en zonder rijbewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 12 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte is veroordeeld voor drie verkeersovertredingen: rijden onder invloed van verdovende middelen, rijden zonder rijbewijs en het overschrijden van de maximumsnelheid. De feiten vonden plaats op 25 april 2008, waarbij de verdachte in de gemeente [gemeente 2] met een snelheid van 154 kilometer per uur reed, terwijl de toegestane maximumsnelheid 80 kilometer per uur was. Het hof heeft rekening gehouden met de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn motivatie om hulp te zoeken en zijn positieve ontwikkeling in de maatschappij. Hierdoor heeft het hof besloten om af te wijken van de eerder opgelegde straffen en heeft het de verdachte een aantal werkstraffen opgelegd in voorwaardelijke vorm. Het hof heeft afgezien van het opleggen van ontzeggingen van de rijbevoegdheid, omdat het belang van de verkeersveiligheid in dit geval in het voordeel van de verdachte diende uit te vallen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de raadsheren de zaak hebben behandeld. De verdachte heeft het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, en het hof heeft het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001403-09
Uitspraak d.d.: 12 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 5 juni 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1987],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 7 september 2010 en 28 april 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien dagen met een proeftijd van twee jaren, een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van acht maanden. Ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van tien uren, subsidiair vijf dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een week hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. D.C. Poiesz, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 25 april 2008 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1], als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cannabinoïden (THC en/of 11-OH-THC) en/of amfetamine en/of cannabis (THC-COOH) en/of cocaïne (benzoylecgonine en/of methylecgonine), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
feit 2:
hij op of omstreeks 25 april 2008, te of bij [plaats 2], (in elk geval) in de gemeente [gemeente 2], als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de [straat], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
feit 3:
hij op of omstreeks 25 april 2008, te of bij [plaats 2], (in elk geval in de gemeente [gemeente 2], buiten de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat], niet zijnde een autoweg of autosnelweg, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 154 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
hij op 25 april 2008 te [plaats 1], als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cannabinoïden (THC en 11-OH-THC) en amfetamine, waarvan hij redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
feit 2:
hij op 25 april 2008, in de gemeente [gemeente 2], als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de [straat], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
feit 3:
hij op 25 april 2008, in de gemeente [gemeente 2], buiten de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat], niet zijnde een autoweg of autosnelweg, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 154 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde bij artikel 21, aanhef en onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Op 25 april 2008 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een drietal verkeers-overtredingen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden op de openbare weg in een personenauto na het gebruik van verdovende middelen. Daarnaast heeft verdachte als bestuurder van een personenauto op de openbare weg gereden zonder dat hij over het daarvoor vereiste rijbewijs beschikte. Verdachte heeft daarbij de toegestane maximumsnelheid fors overschreden. Door zijn handelwijze heeft verdachte de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, in gevaar gebracht.
Ten nadele van verdachte houdt het hof bij de strafoplegging rekening met een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 februari 2011, een 19 pagina's tellend stuk, waaruit blijkt dat verdachte meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van verkeersdelicten, onder meer wegens rijden zonder rijbewijs.
Hier staat tegenover dat het hof heeft gelet op een reclasseringsadvies van het Leger des Heils, Jeugdzorg en Reclassering d.d. 16 december 2010, waaruit blijkt dat het recidiverisico wordt ingeschat als matig. Er is een positieve ontwikkeling zichtbaar. Verdachte volgt een vrijwillig hulpverleningstraject. De oplegging van een werkstraf wordt geadviseerd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman namens verdachte aangevoerd dat - gelet op de gewijzigde omstandigheden - dient te worden volstaan met de oplegging van werkstraffen.
Het hof ziet in verdachtes gewijzigde persoonlijke omstandigheden aanleiding om af te wijken van de in eerste aanleg opgelegde straffen en van de door de advocaat-generaal gevorderde straffen, in voor de verdachte gunstige zin.
Verdachte is kennelijk gemotiveerd om op de ingeslagen weg door te gaan. Hij heeft een vaste baan, krijgt (vrijwillig) hulp van instanties en gebruikt - naar eigen zeggen - nauwelijks nog verdovende middelen. Verdachte is bezig met het aflossen van zijn schulden. Het hof wil deze positieve ontwikkeling in het leven van verdachte niet doorkruisen en ziet in deze omstandigheden aanleiding om hem voor de feiten 1, 2 en 3 ieder een werkstraf van na te melden duur op te leggen. Om te bewerkstelligen dat verdachte het nieuw ingeslagen spoor kan vasthouden en de gegeven kans benut, zal het hof verdachte tegemoetkomen door een tweetal werkstraffen in voorwaardelijke vorm op te leggen, waarmee tevens wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
Gelet op het voorgaande ziet het hof af van de oplegging van ontzeggingen van de rijbevoegdheid. Het hof is van oordeel dat de afweging tussen de persoonlijke belangen van verdachte enerzijds en het algemeen belang van bescherming van de verkeersveiligheid anderzijds in dit geval in het voordeel van verdachte dient uit te vallen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 21 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 107, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 10 (tien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. P.J.M. van den Bergh en mr. E. de Witt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 12 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. P.J.M. van den Bergh zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.