Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000102-09
Uitspraak d.d.: 11 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 6 januari 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1973],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 april 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van het primair aan haar ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 75 dagen onvoorwaardelijk met aftrek van voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde een verplicht contact met de reclassering, alsmede tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw, mr. J.B. Pieters, naar voren is gebracht.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
Het hof zal het vonnis waartegen het beroep is gericht vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechtbank in eerste aanleg, en zal daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 28 september 2008, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in diens rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
zij op of omstreeks 28 september 2008, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (steekwond(en) in rug en arm), heeft toegebracht, door die [slachtoffer] opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug en/of de/een arm, althans in het lichaam, te steken;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
zij op of omstreeks 28 september 2008, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer], meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug en/of de/een arm heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht niet bewezen dat de verdachte het aan haar ten laste gelegde heeft begaan, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt hierover het volgende.
De verdachte heeft blijkens het proces-verbaal van aanhouding, het proces verbaal van verhoor voor in verzekering stelling en het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bij de politie erkend [slachtoffer] op 28 september 2008 met een mes te hebben gestoken.
De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat zij niet weet of zij een steekbeweging naar [slachtoffer] heeft gemaakt en dat de verwondingen die [slachtoffer] op
28 september 2008 in haar woning heeft opgelopen het gevolg zijn geweest van een worsteling tussen haar en [slachtoffer], waarbij zij een mes in haar hand heeft gehad en [slachtoffer] per ongeluk heeft gestoken.
Blijkens het proces-verbaal van verhoor van 28 september 2008 heeft de verdachte onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
"Ik had een mes onder het matras gedaan. [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer]) vond dat mes en vroeg mij wat ik daar mee moest. Ik zei niets. Hij vroeg: "Wilde je mij er aan rijgen". Ik heb er verder niets op geantwoord. Hij bleef dat maar vragen. Hij drukte het mes in mijn hand, hield het vast en hield het mes tegen zich aan. Ik flikkerde het mes eerst weg. Ik zag dat [slachtoffer] het mes weer pakte en hoorde dat hij zei: "Wat wegflikkeren, doe dan, doe dan". Hij zei dat steeds weer.
(...)
Ik hield het mes naar achteren bij hem weg. Het liep uit op een stoeipartij. Hij wilde het mes uit mijn hand halen. Ik heb het mes los kunnen krijgen. Naar mijn weten raakte ik hem op de rug.
(...)
Bij de tweede keer dat hij het mes in mijn handen drukte vond ik dat hij op moest houden.
Ik heb toen mijn hand losgemaakt van zijn hand en hield mijn rechterhand naar achteren.
(...)
Ik hield het mes in mijn rechterhand, boven mijn schouder. [slachtoffer] probeerde toen dat mes te pakken. Ik probeerde dat te voorkomen.
(...)
Ik denk dat ik hem op de rug of schouder heb geraakt.
Het was niet mijn bedoeling.
(...)
Ik had er niet echt een bedoeling bij. Ik wilde dat ook niet laten gebeuren.
(...)
Ik heb een mes meegenomen naar boven omdat ik mij bedreigd voelde. Ik had hem al de deur gewezen, maar hij wilde niet weg gaan. Hij had allemaal dreigementen.
(...)
Waarom een mes? Uit voorzorg, voor het geval dat het mis ging. Ik voelde me heel erg bedreigd en bedrukt.
Ik had niet de bedoeling hem iets aan te doen.
Het was niet de bedoeling dat ik hem zou neersteken als hij bij mij zou komen. Ik dacht wel:
"Mocht hij aan mij gaan zitten, dan heb ik iets bij me".
We hebben wel vaker mot met elkaar, maar nog nooit zo (erg) als gisteravond."
Blijkens het proces-verbaal van verhoor van 30 september 2008 heeft de verdachte onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
"Ik heb het mes meegenomen naar de slaapkamer omdat mijn vriend (het hof begrijpt:
[slachtoffer]) erg dreigend overkwam.
Ik heb hem gezegd dat hij maar beter weg kon gaan. Hij zei dat ik de politie er maar bij moest halen. Ik ben naar boven gegaan en heb voor de zekerheid een mes gepakt en meegenomen. Ik kende hem zo niet. Hij kwam dreigend op mij over.
(...)
Hij praatte niet gewoon, maar luid, en sloeg daarbij met de vuist op tafel.
(...)
Ik wilde met het steken bereiken dat hij mij los liet en met rust liet. Ik wilde hem niet doodsteken of verwonden."
De inhoud en/of strekking van deze verklaringen van de verdachte wordt, voor zover het betreft de aanleiding tot de worsteling tussen de verdachte en [slachtoffer] en de gang van zaken voordat deze worsteling is ontstaan, op essentiële onderdelen bevestigd door hetgeen [slachtoffer] bij de politie heeft verklaard.
Uit het vorenstaande leidt het hof af dat verdachte [slachtoffer] met een mes enig letsel heeft toegebracht, nadat [slachtoffer] tot tweemaal toe dat mes in haar handen heeft geduwd en er op aan had gedrongen hem te steken. Toen verdachte zich hieraan wilde onttrekken is de worsteling ontstaan terwijl zij het mes nog in haar handen hield. De bij [slachtoffer] ontstane verwondingen zijn tijdens deze worsteling ontstaan. Het hof heeft op basis hiervan niet de overtuiging bekomen dat verdachtes opzet - ook niet in voorwaardelijke zin - gericht is geweest op het toebrengen van de dood of enig lichamelijk letsel van [slachtoffer]. Het hof spreekt verdachte daarom vrij van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waartegen het beroep is gericht en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het aan haar ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. K. Lahuis en mr. G.N. Roes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 11 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Roes is buiten staat dit arrest te ondertekenen.