ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ4046
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- A.W. Beversluis
- A.H. Garos
- H.J. De Ruijter
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vervallen verklaring van aanwijzingen Bureau Jeugdzorg Friesland
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 10 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder om de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg Friesland (BJZ) vervallen te verklaren. De moeder had eerder bij de rechtbank Leeuwarden, in beschikkingen van 21 april 2010, verzocht om de aanwijzingen van BJZ van 19 maart 2010 te laten vervallen. Deze aanwijzingen hielden in dat de moeder toestemming moest geven voor contact tussen haar kinderen, [minderjarige A] en [minderjarige B], en hun grootouders en tante. De rechtbank had de verzoeken van de moeder afgewezen, waarop zij in hoger beroep ging.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat tegen de beslissing van de kinderrechter in deze context geen hoger beroep openstaat, maar enkel cassatie in het belang van de wet. De moeder had aangevoerd dat er een uitzondering op dit appelverbod moest worden gemaakt, maar het hof oordeelde dat de wetsgeschiedenis geen basis biedt voor een dergelijke uitzondering in deze zaak.
De uitspraak van het hof benadrukt de strikte toepassing van het appelverbod in zaken die betrekking hebben op de aanwijzingen van BJZ en de bescherming van de belangen van minderjarigen. Het hof heeft de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep, waarmee de eerdere beslissing van de rechtbank in stand blijft. Deze uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en onder leiding van de voorzitter en twee andere rechters.