ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ3799

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
4 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002665-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte wegens afpersing op de openbare weg door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 4 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte werd beschuldigd van afpersing, gepleegd op 25 november 2009, waarbij hij samen met een medeverdachte een koerier van een bedrijf heeft gedwongen tot de afgifte van een tasje met inhoud. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en kwam tot een andere bewijsbeslissing. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 224 dagen, waarvan 181 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een werkstraf van 160 uren opgelegd, subsidiair 80 dagen hechtenis. Het hof verwierp het gevoerde bewijsverweer van de verdachte, die vrijspraak had bepleit. Het hof oordeelde dat de verklaring van de medeverdachte niet betrouwbaar was en dat de verdachte zelf openheid van zaken had gegeven, wat zijn verklaring geloofwaardiger maakte. De bewezenverklaring steunde op wettige bewijsmiddelen, en het hof achtte de verdachte strafbaar. De opgelegde straf werd als passend en noodzakelijk beschouwd, mede gezien de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdreclassering. Het hof heeft de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002665-10
Uitspraak d.d.: 4 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 29 oktober 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1992],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 april 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. S. Urcun, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 november 2009 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, op de openbare weg, te weten de [straat], met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een tasje met inhoud of een portemonnee met inhoud en/of een sleutel, toebehorende aan [vertegenwoordiger bedrijf] en/of [bedrijf], welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
- telefonisch een valse bestelling heeft geplaatst en die [slachtoffer] naar een doodlopend straatje heeft laten komen en/of
- zichzelf onherkenbaar heeft gemaakt door een sjaal voor zijn mond en neus te doen en een capuchon of muts op zijn hoofd te dragen en/of
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Geef me je geld" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een arm om de nek van die [slachtoffer] heeft gelegd en die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vast heeft gehouden en/of
- onder de jas van die [slachtoffer] heeft gevoeld waar het tasje met inhoud of de portemonnee met inhoud was en/of
- het tasje met inhoud dat of de portemonnee met inhoud, die genoemde [slachtoffer] om zijn nek droeg, heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer] heeft gefouilleerd;
en/of
hij op of omstreeks 25 november 2009 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, op de openbare weg, te weten de [straat], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tasje met inhoud of een portemonnee met inhoud en/of een sleutel, toebehorende aan [vertegenwoordiger bedrijf] en/of [bedrijf], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen
- telefonisch een valse bestelling heeft geplaatst en die [slachtoffer] naar een doodlopend straatje heeft laten komen en/of
- zichzelf onherkenbaar heeft gemaakt door een sjaal voor zijn mond en neus te doen en een capuchon of muts op zijn hoofd te dragen en/of
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Geef me je geld" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een arm om de nek van die [slachtoffer] heeft gelegd en die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vast heeft gehouden en/of
- onder de jas van die [slachtoffer] heeft gevoeld waar het tasje met inhoud of de portemonnee met inhoud was en/of
- het tasje met inhoud dat of de portemonnee met inhoud, die genoemde [slachtoffer] om zijn nek droeg, heeft vastgepakt en/of - die [slachtoffer] heeft gefouilleerd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak medeplegen diefstal met geweld
Anders dan de rechtbank acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van diefstal met geweld in vereniging.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte zich ten tijde van de beroving schuil heeft gehouden in de bosjes, omdat [slachtoffer] verdachte kende en hem daarom zou kunnen herkennen. Bewijs voor de afspraak tussen verdachte en zijn medeverdachte dat de sleutel van de brommer van [slachtoffer] zou worden weggenomen, ontbreekt. Daarom dient vrijspraak te volgen van het medeplegen van diefstal met geweld.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat - naast de aangifte - enkel de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] bewijs oplevert voor de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde. De verklaring van de medeverdachte is echter niet betrouwbaar. Hij had voldoende reden om verdachte als medeverdachte te noemen. Men pleegt immers vaak minder hoge straffen op te leggen wanneer sprake is van het in vereniging plegen van feiten. Daarnaast heeft verdachte direct openheid van zaken gegeven, zodat zijn verklaring als betrouwbaar kan worden aangemerkt, aldus de raadsman.
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Deze bewijsmiddelen zullen later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest worden opgenomen. Er is geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen te twijfelen. De lezing van verdachte vindt onvoldoende steun in deze bewijsmiddelen en is niet aannemelijk geworden. Het door verdachte geschetste scenario acht het hof ongeloofwaardig.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 november 2009 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, te weten de [straat], met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een tasje met inhoud toebehorende aan [bedrijf], welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander,
- telefonisch een valse bestelling heeft geplaatst en die [slachtoffer] naar een doodlopend straatje heeft laten komen en
- zichzelf onherkenbaar heeft gemaakt door een sjaal voor zijn mond en neus te doen en een muts op zijn hoofd te dragen en
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Geef me je geld" en
- een arm om de nek van die [slachtoffer] heeft gelegd en die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vast heeft gehouden en
- onder de jas van die [slachtoffer] heeft gevoeld waar het tasje met inhoud was en
- het tasje met inhoud dat die genoemde [slachtoffer] om zijn nek droeg, heeft vastgepakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte een koerier van [bedrijf], [slachtoffer], met geweld gedwongen tot de afgifte van een tasje met daarin onder meer een geldbedrag. Verdachte heeft aldus een ernstige inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van [bedrijf] en de psychische integriteit van [slachtoffer]. Het feit heeft gevoelens van angst bij [slachtoffer] teweeg gebracht. Het plegen van een dergelijk gewelddadig feit op de openbare weg draagt daarnaast bij aan de versterking van de in de maatschappij bestaande gevoelens van onrust, angst en onveiligheid.
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 16 februari 2011 is verdachte eenmaal eerder voor een strafbaar feit veroordeeld.
Het hof heeft tevens gelet op de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 26 februari 2010 en 21 juni 2010, het rapport van de Jeugdreclassering d.d. 16 maart 2010, het evaluatierapport van de Jeugdreclassering d.d. 30 september 2010 en hetgeen ter zitting omtrent de persoonlijke omstandigheden is gebleken.
Alle omstandigheden in aanmerking nemende, is het hof van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde jeugddetentie een passende en noodzakelijke afdoening is. Eveneens zal een werkstraf worden opgelegd. Nu het hof verdachte echter zal vrijspreken van de ten laste gelegde diefstal met geweld, ziet het daarin aanleiding om de in eerste aanleg opgelegde werkstraf enigszins te matigen.
Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis is verdachte begeleid door de jeugdreclassering. Deze begeleidingsperiode is mede door de inzet van verdachte succesvol verlopen en verdere begeleiding wordt niet geadviseerd.
De ontkennende proceshouding van verdachte is voor het hof geen aanleiding om jeugdreclasseringscontact te handhaven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 224 (tweehonderdvierentwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 181 (honderdeenentachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enig in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 80 (tachtig) dagen jeugddetentie.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. P.J.M. van den Bergh en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse, griffier,
en op 4 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. P.J.M. van den Bergh is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.