ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ3746

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
4 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002676-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en veroordeling voor openlijke geweldpleging met werkstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 4 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en zware mishandeling, maar werd wel veroordeeld voor openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 24 mei 2009, waarbij de verdachte betrokken raakte in een schermutseling in een feesttent. De verdachte heeft een slaande beweging gemaakt naar de aangever, wat heeft bijgedragen aan de escalatie van het geweld. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primair ten laste gelegde feiten, maar dat het subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging wel bewezen kon worden. De verdachte kreeg een werkstraf van 40 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002676-09
Uitspraak d.d.: 4 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 14 oktober 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1991],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 5 november 2010 en 20 april 2011, en overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het meer subsidiair ten laste gelegde tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest en de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 549,50, subsidiair 11 dagen jeugddetentie, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. T. van der Goot, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 mei 2009 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde] (nadat deze naar of tegen de grond was geslagen en/of geduwd, dan wel gewerkt en/of zijn bewustzijn had verloren) meermalen en/of met kracht in en/of tegen het gezicht, dan wel op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 24 mei 2009 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit
- het (meermalen) duwen tegen de borst, althans het lichaam van die [benadeelde] en/of
- het (meermalen en/of met kracht) slaan in en/of tegen het gezicht en/of op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam van die [benadeelde] en/of
- het naar de grond duwen en/of slaan, dan wel werken van die [benadeelde] en/of
- het (meermalen en/of met kracht) schoppen in en/of tegen het gezicht, dan wel op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam van die [benadeelde];
meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 24 mei 2009 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]) (meermalen) tegen de borst, althans het lichaam heeft geduwd en/of (meermalen en/of met kracht) in en/of tegen het gezicht en/of op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of naar de grond heeft geduwd en/of geslagen, dan wel gewerkt en/of (meermalen en/of met kracht) in en/of tegen het gezicht, dan wel op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft geschopt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Hoewel vast staat dat verdachte geweld heeft gebruikt tegen aangever, is niet komen vast te staan dat verdachte tegen het lichaam en/of het hoofd heeft geschopt dan wel tegen het hoofd heeft geslagen, zoals in het primair ten laste gelegde omschreven. Het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag alsmede de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De raadsman heeft - voor zover van belang - betoogd dat er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde te komen. Daartoe is aangevoerd dat verdachte weliswaar een slaande beweging heeft gemaakt, maar dat hij dit enkel heeft gedaan om de schermutseling die tussen aangever en medeverdachte [medeverdachte 1] plaatsvond, te beëindigen. Daarbij was sprake van een eenmansactie van verdachte zodat geen sprake kan zijn van het 'in vereniging' plegen van geweld, aldus de raadsman.
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van de gehele tenlastelegging wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt in het bijzonder het volgende.
Op grond van de verklaringen van aangever [benadeelde], getuige [getuige], medeverdachte [medeverdachte 2] en verdachte zelf, stelt het hof vast dat verdachte verwikkeld is geraakt in een schermutseling in een feesttent tussen aangever en medeverdachte [medeverdachte 1]. Op een zeker moment besluit verdachte om tussenbeide te komen. Daarbij maakt hij een slaande beweging naar aangever. Deze slaande beweging wordt door aangever afgeweerd. Vervolgens komt medeverdachte [medeverdachte 2] erbij staan en slaat aangever met kracht tegen zijn gezicht, waardoor aangever op de grond terecht komt. [medeverdachte 2] valt zelf ook op de grond en slaat meermalen en met kracht in het gezicht van aangever.
Verdachte heeft ter zitting van het hof bekend dat hij een slaande beweging heeft gemaakt. Voordat verdachte zich met de situatie bemoeide, bestond het incident enkel uit het nodige duw- en trekwerk. De slaande beweging van verdachte heeft eraan bijgedragen dat een en ander is geëscaleerd. Dat verdachte slechts beoogde het incident tussen aangever en [medeverdachte 1] te sussen, acht het hof niet aannemelijk. Een slaande beweging is voor dat doel niet bepaald geschikt en kan als het uitoefenen van geweld worden aangemerkt. Door het maken van deze slaande beweging, die aangever heeft afgeweerd, heeft verdachte een significante bijdrage geleverd aan het geweld. Aldus acht het hof bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 mei 2009 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], met een ander, aan de openbare weg, de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[benadeelde], welk geweld bestond uit
- het slaan tegen het lichaam van die [benadeelde] en
- het naar de grond slaan van die [benadeelde].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Namens verdachte is een beroep gedaan op noodweer. De raadsman van verdachte heeft bepleit dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van medeverdachte [medeverdachte 1] door aangever. Daardoor was het voor verdachte gerechtvaardigd om in te grijpen en een slaande beweging te maken. Op deze wijze heeft hij [medeverdachte 1] kunnen behoeden voor letsel, aldus de raadsman.
Het hof oordeelt als volgt.
Voor de aanvaarding van een beroep op noodweer dient te zijn voldaan aan de voorwaarden van artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Die houden in dat het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Naar het oordeel van het hof is vast komen te staan dat - op het moment dat verdachte zich in het gebeuren mengde - sprake was van niet meer dan een schermutseling tussen aangever en [medeverdachte 1], waarbij over en weer werd geacteerd.
Het is niet aannemelijk gemaakt of geworden dat sprake was van een situatie waarin [medeverdachte 1] tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van aangever beschermd moest worden. Het verweer van verdachte kan daarom niet slagen.
Verdachte is strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen
[benadeelde]. Hierdoor is aan [benadeelde] letsel toegebracht. Door het incident is zijn zelfvertrouwen aangetast en ervaart hij gevoelens van onveiligheid. Verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke en psychische integriteit van [benadeelde] geschonden. Daarbij pleegt een dergelijk feit, nu dit in de openbaarheid van een feesttent is gepleegd, ook bij omstanders gevoelens van onveiligheid teweeg te brengen.
Uit een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 16 februari 2011 blijkt dat hij niet eerder veroordeeld is voor enig strafbaar feit. Aldus kan verdachte als 'first offender' worden aangemerkt en lijkt sprake te zijn van incidenteel gedrag.
Met betrekking tot de persoon van verdachte is door de Raad van de Kinderbescherming op 3 juni 2009 een rapport opgemaakt. Op 24 september 2009 is dit rapport aangevuld. Uit beide rapportages blijkt niet dat de ontwikkeling van verdachte wordt bedreigd en ook overigens zijn er geen redenen tot zorg.
Gelet op de voorgaande overwegingen en het gegeven dat het bewezen verklaarde als een incident kan worden beschouwd, acht het hof een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van de hierna aan te geven duur, passend.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.474,95. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 992,60. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het door de benadeelde partij ingediende voegingsformulier blijkt dat het gevorderde bedrag van € 2.474,95 bestaat uit gestelde materiële schade ten bedrage van € 474,95 en immateriële schade, welke is begroot op € 2.000,-.
Met betrekking tot de materiële schadeposten stelt het hof het navolgende vast.
Reiskosten bezoek ziekenhuis
De benadeelde partij geeft op dat hij driemaal het ziekenhuis in [plaats 2] heeft bezocht in
verband met onderzoek en controle. De daarmee gemoeide kosten zijn begroot op
€ 27,60. Op grond van de stukken heeft het hof niet kunnen vaststellen dat de benadeelde
partij meer dan éénmaal voornoemd ziekenhuis heeft bezocht. Het hof zal deze
schadepost daarom toewijzen tot een bedrag van € 9,20 zijnde eenderde deel van het
gevorderde bedrag.
Kleding
De benadeelde partij stelt dat van de op de betreffende avond door hem gedragen kleding
zijn jas en t-shirt onherstelbaar zijn beschadigd. Hij vordert daarvoor een vergoeding van
€ 69,95 voor de jas en € 39,95 voor het t-shirt. Uit de stukken blijkt niet dat als gevolg
van het bewezen verklaarde feit schade aan de jas van de benadeelde partij is ontstaan.
Het hof zal van deze schadepost daarom alleen het bedrag van € 39,95 voor het t-shirt
toewijzen.
Contactlenzen
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 145,-, omdat tijdens de mishandeling
één van zijn contactlenzen is kwijtgeraakt, waardoor hij zich twee nieuwe contactlenzen moest laten aanmeten. Uit de stukken blijkt evenwel niet dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit een contactlens is kwijtgeraakt.
Gederfde inkomsten
Ten slotte vordert de benadeelde partij een bedrag van € 210,- aan gederfde (netto)
inkomsten, omdat hij ten gevolge van zijn verwondingen gedurende een week niet heeft kunnen werken. Niet duidelijk is geworden hoe lang de benadeelde partij zijn reguliere werkzaamheden niet heeft kunnen verrichten, nu uit zijn ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring blijkt dat hij drie dagen niet heeft kunnen werken.
Vorenstaande onderdelen zijn door verdachte en/of zijn raadsman betwist.
Ter zitting van het hof is de benadeelde partij niet verschenen, zodat het hof terzake vorenstaande vier onderdelen geen vragen ter verduidelijking heeft kunnen stellen.
Gelet op het gewijzigde criterium van toetsing per 1 januari 2011 ("een onevenredige belasting van het strafproces", in plaats van "niet eenvoudig van aard") zal het hof vorenstaande onderdelen, getoetst aan het thans geldende criterium dat er geen sprake is van een onevenredige belasting van het strafproces, (deels) afwijzen.
Immateriële schade
Voor wat betreft de immateriële deel van de vordering acht het hof aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft ondervonden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. Het hof stelt het toe te wijzen bedrag naar redelijkheid en billijkheid vast op € 500,- en wijst de vordering tot immateriële schadevergoeding voor het overige af.
Gelet op het vorenstaande zal de vordering van de benadeelde partij worden toegewezen tot een bedrag van € 549,15, met dien verstande, dat indien de mededader van verdachte dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Het hof bepaalt voorts dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen, tot op heden begroot op nihil.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan geheel vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enig in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde] terzake van het , subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 549,15 (vijfhonderdnegenenveertig euro en vijftien cent) bestaande uit EUR 49,15 (negenenveertig euro en vijftien cent) materiële schade en EUR 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van EUR 549,15 (vijfhonderdnegenenveertig euro en vijftien cent) bestaande uit EUR 49,15 (negenenveertig euro en vijftien cent) materiële schade en EUR 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voorzover de mededader van verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse, griffier,
en op 4 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J. Dolfing en mr. J.A. Wiarda zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.