ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ3686

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
3 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001043-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 3 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit een hennepkwekerij. De veroordeelde, geboren in 1974, was eerder veroordeeld voor het telen van hennep en had een hennepkwekerij in werking. Het hof oordeelt dat er vóór de ontdekking van de kwekerij ten minste één oogst heeft plaatsgevonden, wat leidt tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 7.347,15. Dit bedrag is gebaseerd op een rapport van de politie dat de bruto-opbrengst van de hennepkwekerij op € 15.767,85 heeft geschat, met aftrek van kosten. De politierechter had eerder een lager bedrag vastgesteld, maar het hof vernietigt dit vonnis en stelt het voordeel vast op het hogere bedrag. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het voordeel zou vaststellen op dit bedrag en de veroordeelde de verplichting zou opleggen dit aan de Staat te betalen. Het hof heeft deze vordering toegewezen en de veroordeelde is verplicht om het bedrag van € 7.347,15 aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan na onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, waarbij de verdediging heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor een eerdere oogst. Het hof heeft echter geoordeeld dat de omstandigheden in het dossier voldoende aanwijzingen bieden voor het vaststellen van het voordeel.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001043-09 (ontneming)
Parketnummer eerste aanleg: 17-754205-08
Arrest van 3 mei 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 3 april 2009, in de zaak strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen:
[veroordeelde],
geboren op [1974] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft bij voormeld vonnis, op tegenspraak gewezen, onder verwijzing naar het vonnis d.d. 3 april 2009 van voormelde politierechter in de rechtbank Leeuwarden in de strafzaak met parketnummer 17-754205-08, het door veroordeelde uit baten van de door hem gepleegde strafbare feiten en door hem gepleegde soortgelijke feiten wederrechtelijk verkregen voordeel geschat en vastgesteld op zesduizend driehonderdvijftien euro en zeventien eurocent en hem de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen, ter ontneming van dat voordeel.
Gebruik van het rechtsmiddel
De veroordeelde is op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormelde uitspraak in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof vaststelt dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten, dat het hof dit voordeel schat op een bedrag van € 7.347,15 en dat het hof het door de veroordeelde aan de Staat te betalen bedrag vaststelt op ditzelfde bedrag .
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij vonnis van politierechter in de rechtbank Leeuwarden (parketnummer 17-754205-08) ter zake van onder meer het in de periode van 1 augustus 2007 tot en met 12 maart 2008 te [plaats] opzettelijk telen, bereiden, bewerken en verwerken van een hoeveelheid van ongeveer 402 hennepplanten veroordeeld tot straf.
Van de zijde van de verdediging is bepleit dat niet vastgesteld kan worden dat er sprake is geweest van een (eerdere) oogst, en dat er derhalve onvoldoende aanwijzingen zijn dat de veroordeelde voordeel heeft gekregen van de hennepteelt.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit het dossier blijkt dat er bij veroordeelde naast de in werking zijnde hennepplantage, ook hennep op de grond en hennepafval in zakken en op een stellage is aangetroffen. Daarnaast trof men schaartjes met hennepaanslag aan. Op diverse apparaten en onderdelen van de hennepkwekerij bleek bovendien stof en aanslag te zitten, hetgeen allemaal aanwijzingen zijn dat de hennepkwekerij al langere tijd in werking was. Dit vermoeden wordt versterkt door het feit dat er bij een warmteopname, die reeds op 14 december 2007 plaatsvond op de plek waar de kwekerij is aangetroffen, een hevige warmtebron was te zien. Veroordeelde heeft hiervoor geen deugdelijke verklaring kunnen geven. De enkele stelling dat veroordeelde toentertijd een verwarming ter plaatse gebruikte bij het opbouwen van de hennepkwekerij kan niet als zodanig worden aangemerkt, nu dit geen verklaring vormt voor de hevigheid van de warmtebron.
Op basis van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof aannemelijk geworden dat de hennepkwekerij al langere tijd in werking was, en dat er vóór 12 maart 2008 tenminste één oogst heeft plaatsgevonden, op basis waarvan de veroordeelde voordeel heeft verkregen.
In het Rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van de rapporteur [verbalisant], hoofdagent van politie, d.d. 9 april 2008, is op grond van het rapport "Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht, Standaardberekening en normen van het BOOM" van april 2005 berekend dat de bruto-opbrengst € 15.767,85 bedraagt. Door de veroordeelde is, na aftrek van kosten, een voordeel behaald van € 14.683,45. Ter terechtzitting in eerste aanleg is gebleken dat veroordeelde reeds een nota van € 8.368,29 aan Nuon heeft voldaan. De officier van justitie heeft de vordering van € 14.683,45 vervolgens met dit bedrag verminderd. De politierechter heeft het voordeel op een bedrag van € 6.315,17 geschat.
Het hof kan zich in voornoemde benadering vinden, met dien verstande dat het hof
- met de advocaat-generaal - van oordeel is dat niet het gehele aan Nuon betaalde bedrag als kostenpost in mindering dient te worden gebracht. Hiervoor komen slechts de rechtstreeks met het verkrijgen van voordeel verbandhoudende kosten, te weten de elektriciteitskosten, inclusief BTW, in aanmerking.
Het voorgaande leidt tot de volgende berekening:
Totale opbrengst : € 15.767,85
Totale kosten : € 8.420,70 +
Voordeel : € 7.347,15
Het hof schat het wederrechtelijk verkregen voordeel verkregen door middel van soortgelijke feiten derhalve op een bedrag van zevenduizend driehonderd zevenenveertig euro en vijftien eurocent.
Het hof zal aan de veroordeelde de verplichting opleggen om dit bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te betalen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
stelt het bedrag waarop het door veroordeelde [veroordeelde] voornoemd door middel van soortgelijke feiten wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 7.347,15 euro (zevenduizend driehonderdzevenenveertig euro en vijftien cent);
legt de veroordeelde [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van € 7.347,15 (zevenduizend driehonderd-zevenenveertig euro en vijftien cent) ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter, mr. E. de Witt en mr. J. Dolfing, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier, zijnde mr. De Witt voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.