ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ3623

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
2 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003261-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling wegens mishandeling met verwerping van noodweer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 2 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling van het slachtoffer, waarbij hij deze in het gezicht had geslagen en tegen het lichaam had geschopt. De verdachte heeft in hoger beroep een beroep op noodweer gedaan, maar het hof verwierp dit beroep. Het hof oordeelde dat de handen van het slachtoffer in zijn jaszakken en zijn dreigende houding geen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding vormden, waardoor er geen sprake was van een noodweersituatie. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van 500 euro, met de mogelijkheid van 10 dagen vervangende hechtenis indien de boete niet werd betaald. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde bewezen. De uitspraak is gedaan na onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, waarbij de advocaat-generaal een geldboete had gevorderd. Het hof heeft de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-003261-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-885016-09
Arrest van 2 mei 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 8 december 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.A.J.L. van Elk de Freese, advocaat te Cuijk.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft beslist op een vordering van een benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake het hem primair ten laste gelegde zal vrijspreken en verdachte ter zake het hem subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van 500,00 euro, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- die [slachtoffer] een zogeheten kopstoot heeft gegeven en/of
- (meermalen en/of met kracht) tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- (meermalen en/of met kracht) tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 26 augustus 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer]) heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte:
- die [slachtoffer] een zogeheten kopstoot gegeven en/of
- (meermalen en/of met kracht) tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] geslagen en/of
- (meermalen en/of met kracht) tegen het lichaam van die [slachtoffer] geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Niet bewezen is dat verdachte [slachtoffer] een kopstoot heeft gegeven. Wel bewezen is dat verdachte [slachtoffer] een schop tegen het lichaam heeft gegeven en in het gezicht heeft geslagen, waarbij [slachtoffer] geen letsel, maar wel pijn heeft bekomen. Bovengenoemde kan volgens het hof niet leiden tot een bewezenverklaring van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Een schop tegen het lichaam en in het gezicht slaan zijn geen handelingen die gericht zijn op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en nu voorts als gevolg van het handelen geen letsel is ontstaan, volgt hieruit dat de handelingen ook niet met grote kracht zijn uitgevoerd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend het subsidiair ten laste gelegde bewezen,
inhoudende dat:
hij op 26 augustus 2008 te [plaats] opzettelijk een persoon, te weten [slachtoffer], heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte:
- tegen het hoofd van die [slachtoffer] geslagen en
- tegen het lichaam van die [slachtoffer] geschopt, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Subsidiair: mishandeling.
Strafbaarheid
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof bepleit dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, zodat hij ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.
Bij de beoordeling van het verweer stelt het hof de volgende feitelijke gang van zaken vast.
Aangever [slachtoffer] bevindt zich op 26 augustus 2008 voor een garage; zijn auto wordt op dat moment gerepareerd. Verdachte arriveert en er ontstaat een woordenwisseling tussen [slachtoffer] en verdachte die uitmondt in een handgemeen. Tijdens de woordenwisseling had [slachtoffer] zijn handen in de jaszakken. Op basis van - onder meer -de getuigenverklaring van [getuige 1] en van [getuige 2] en de aangifte van [slachtoffer] stelt het hof vast dat verdachte [slachtoffer] heeft geslagen en onderuit heeft geschopt.
Namens en door verdachte is naar voren gebracht dat verdachte in de veronderstelling was dat aangever een wapen in zijn hand hield en deze verborg in zijn jaszak.
Deze houding van [slachtoffer] kwam dreigend over op verdachte en om die reden heeft verdachte [slachtoffer] met een zogenoemde 'veeg' naar de grond gebracht. Door de verdediging is naar voren gebracht dat verdachte geen andere mogelijkheid zag dan [slachtoffer] onderuit te schoppen en daardoor uit te schakelen. Dit heeft verdachte gedaan uit angst om in zijn rug geschoten of gestoken te worden door [slachtoffer], aldus de raadsman van verdachte.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat het bewezenverklaarde feit geboden was door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Het hof is van oordeel dat de handen in de jaszakken en de dreigende houding van aangever geen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding betreffen of van een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor en dat daarom van een noodweersituatie geen sprake was. Het beroep op noodweer wordt verworpen.
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden ook overigens niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 26 augustus 2008 aangever [slachtoffer], mishandeld door hem in diens gezicht te slaan en tegen zijn lichaam te schoppen. Als gevolg van dit handelen heeft die [slachtoffer] pijn ondervonden. Door het plegen van dit feit is de lichamelijk integriteit van die [slachtoffer] geschonden.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 februari 2011 blijkt dat verdachte in het verleden ter zake van (soortgelijke) strafbare feiten is veroordeeld.
Op grond van het vorenstaande acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde geldboete, die ook door de politierechter is opgelegd, passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van vijfhonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte als griffier, zijnde mr. E. Pennink buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.