parketnummer: 24-001370-10
parketnummer eerste aanleg: 19-620409-09
Arrest van 29 april 2011 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 28 mei 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis vrijgesproken ter zake van het onder 1 aan hem ten laste gelegde en heeft de verdachte wegens het onder 2 ten laste gelegde misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 1 aan de verdachte ten laste gelegde, kan de verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van één week.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover aan hoger beroep onderworpen, onder 2 ten laste gelegd dat:
verdachte op of omstreeks 24 april 2009, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of verdachtes mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een vitrinekast van/in een winkelpand aan de [adres] een computer/laptop en/of een videocamera, althans enig goed dat van hun/zijn gading zou blijken te zijn, geheel, althans ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of die mededader(s), met braak en/of verbreking en/of een valse sleutel, die vitrinekast hebben geopend en/of die computer/laptop en/of die videocamera uit die vitrinekast hebben genomen en/of de doos van die laptop en/of die videocamera elders in dat winkelpand hebben achtergelaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de onder 2 ten laste gelegde poging tot diefstal in vereniging. Meer in het bijzonder heeft de verdachte ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij op 24 april 2009 tezamen met medeverdachte [medeverdachte] in het filiaal van [bedrijf] aan de [adres] in [plaats] is geweest en dat hij toen een laptop uit een niet afgesloten vitrinekast heeft gehaald en in de winkel op de toonbank heeft gezet, teneinde een winkelmedewerker (kennelijk is dat [getuige] geweest) te vragen om hem informatie te geven over die laptop. De verdachte heeft voorts verklaard dat de onder hem in beslag genomen sleutel een fietssleutel is en dat hem naderhand gebleken is dat het mogelijk is om met die fietssleutel de in de filialen van [bedrijf] aanwezige vitrinekasten te openen.
De verdachte heeft tevens verklaard dat hij - op het moment dat hij door een winkelmedewerker (kennelijk is dat [slachtoffer] geweest) wordt aangesproken - gedurende langere tijd, volgens de verdachte is dit tien minuten geweest, in de winkel is blijven wachten.
Het hof acht deze lezing van de feiten van de verdachte niet geloofwaardig en grondt dit op hetgeen is verklaard door aangever [slachtoffer] in het proces-verbaal van aangifte van 24 april 2009 en de getuige [getuige] in het proces-verbaal van verhoor van 24 april 2009. Uit deze beide verklaringen blijkt onder meer dat bedoelde vitrinekast, waarin de laptop en videocamera zich bevonden, altijd afgesloten is. Uit de verklaring van [getuige] blijkt daarnaast dat de verdachte en de medeverdachte, kort nadat zij door [slachtoffer] zijn aangesproken, snel de winkel hebben verlaten. Uit de verklaring van [getuige] blijkt nadrukkelijk niet dat de verdachte de laptop op de toonbank heeft gezet met de kennelijke bedoeling [getuige] te vragen om informatie over die laptop. Integendeel, uit de verklaring van [getuige] maakt het hof op dat de verdachte zich betrapt heeft gevoeld bij zijn poging tot diefstal van bedoelde laptop en die laptop op de toonbank heeft gezet om te vluchten en daarbij te voorkomen dat hij zou worden staande gehouden of aangehouden terwijl hij (nog) in het bezit is van die laptop.
Het hof heeft geen enkele aanwijzing bekomen op grond waarvan de verklaringen van aangever [slachtoffer] en de getuige [getuige] als niet accuraat, niet betrouwbaar, dan wel ongeloofwaardig kunnen worden bestempeld. De verklaringen ondersteunen elkaar op essentiële onderdelen en zijn consistent. Het hof gaat uit van de juistheid van hetgeen [slachtoffer] en [getuige] bij de politie hebben verklaard.
Het hof kent daarnaast betekenis toe aan de omstandigheid dat de verdachte ten tijde van zijn aanhouding in het bezit is geweest van een sleutel waarmee de vitrinekast van het filiaal van de [bedrijf] kan worden geopend. Nu die vitrinekast - aldus [slachtoffer] en [getuige] - afgesloten is geweest en de laptop en de videocamera zich achter slot hebben bevonden, kan het niet anders zijn geweest dan dat de verdachte de vitrinekast heeft geopend met bedoelde sleutel en de laptop en videocamera uit de vitrine heeft gepakt. Reeds daarmee is sprake van een begin van uitvoering van de wegnemingshandeling.
Het hof kent voorts betekenis toe aan de omstandigheid dat een door de verdachte ter terechtzitting van het hof aan het hof getoonde sleutel, welke sleutel volgens de verdachte een duplicaat is van de door hem genoemde fietssleutel, een beduidend ander verloop heeft dan de sleutel die onder de verdachte in beslag genomen is. Dit is het hof ter terechtzitting gebleken uit een vergelijking van de door de verdachte aan het hof getoonde sleutel met de zich in het strafdossier bevindende foto-afdruk van de onder de verdachte in beslag genomen sleutel.
Met deze waarneming van het hof kan de stelling van de verdachte, inhoudende dat
de onder hem in beslag genomen sleutel een fietssleutel is en dat hem naderhand gebleken is dat het mogelijk is om met die fietssleutel de in de filialen van [bedrijf] aanwezige vitrinekasten te openen, als onwaarachtig naar het rijk der fabelen worden verwezen.
Op grond van het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde, zoals hieronder nader aangegeven in de bewezenverklaring.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 april 2009 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en verdachtes mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een vitrinekast in een winkelpand aan de [adres] een computer/laptop en een videocamera, toebehorende aan [bedrijf], met een valse sleutel, die vitrinekast heeft geopend en die computer/laptop en die videocamera uit die vitrinekast heeft genomen en de doos van die laptop en die videocamera elders in dat winkelpand heeft achtergelaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
poging tot diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, samen met zijn mededader, schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een delict, dat hinder, schade en ergernis veroorzaakt voor de gedupeerde ondernemer. De verdachte heeft kennelijk enkel en alleen gehandeld vanuit het oogpunt van eigen bevoordeling en heeft er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Het hof hanteert met betrekking tot een dergelijk delict een landelijk oriëntatiepunt voor straftoemeting dat in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf impliceert.
Voorts blijkt uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
8 februari 2011 dat de verdachte reeds drie keer eerder is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit. Dit pleit niet in het voordeel van de verdachte.
Het hof heeft tevens rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof is op grond van het bovenstaande van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en het justitiële verleden van de verdachte, mede gezien het door dit hof gehanteerde hierboven aangehaalde oriëntatiepunt, uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twee weken passend en noodzakelijk is. Het hof legt een gevangenisstraf van langere duur op dan door de advocaat-generaal is gevorderd, omdat de geëiste straf naar het oordeel van het hof onvoldoende recht doet aan het bewezen verklaarde feit en met name het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 1 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, voor zover dat onderworpen is aan hoger beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. J.H. Kuiper en mr. J. Dolfing, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.