parketnummer: 24-002502-08
parketnummers eerste aanleg: 19-620146-08 en 11-500381-07 (vordering na voorwaardelijke veroordeling)
Arrest van 29 april 2011 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 3 oktober 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van de verdachte, mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van de verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof, rekening houdende met overschrijding van de redelijke termijn in de fase van het hoger beroep, de verdachte ter zake van het aan hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 28 uren, subsidiair 14 dagen vervangende hechtenis.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering na voorwaardelijke veroordeling zal toewijzen, met dien verstande dat het hof - in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel - aan de verdachte zal opleggen een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
verdachte op of omstreeks 27 januari 2008, te en in de gemeente [gemeente], tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid motorbrand-stof/diesel-olie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of die mededader(s).
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 januari 2008 te en in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid motorbrandstof/dieselolie, toebehorende aan [slachtoffer].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, samen met zijn mededaders, schuldig gemaakt aan diefstal.
Vermogenscriminaliteit is een delict, dat hinder, schade en ergernis veroorzaakt voor de gedupeerde. De verdachte heeft kennelijk enkel en alleen gehandeld vanuit het oogpunt van eigen bevoordeling en heeft er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Het hof hanteert met betrekking tot een dergelijk delict een landelijk oriëntatiepunt voor straftoemeting dat in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf impliceert.
Voorts blijkt uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 februari 2011 dat de verdachte reeds twee keer eerder is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit. Dit pleit niet in het voordeel van de verdachte.
Het hof heeft tevens rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof is op grond van al het bovenstaande van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en het justitiële verleden van de verdachte, mede gezien het door dit hof gehanteerde hierboven aangehaalde oriëntatiepunt, uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit in beginsel de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twee weken passend en noodzakelijk is.
Het hof stelt daarnaast vast dat de zaak in hoger beroep in het algemeen behoort te zijn afgerond met een einduitspraak binnen twee jaar nadat het rechtsmiddel is ingesteld, hetgeen in dit geval inhoudt dat de zaak op 3 oktober 2010 behoorde te zijn afgerond. Nu dit niet het geval is, is er gerekend vanaf die datum dus sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van ruim zes maanden, welke overschrijding geheel toe te schrijven is aan de achterstand in de behandeling van appelzaken. Van enige andere reden die de vertraging kan verklaren en rechtvaardigen, is niet gebleken.
Gelet op deze overschrijding van de redelijke termijn in de fase van de behandeling van het hoger beroep, ziet het hof aanleiding in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van twee weken die het hof voornemens was op te leggen, aan de verdachte op te leggen een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 28 uren, subsidiair 14 dagen vervangende hechtenis.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van 13 september 2007 is de veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 78 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 27 september 2007. De proeftijd is op 28 september 2007 ingegaan.
De officier van justitie heeft op 20 februari 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormeld voorwaardelijk strafdeel, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis het bevel was gegeven, dat dit strafdeel voorwaardelijk niet zou worden ten uitvoer gelegd, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het in de thans aan de orde zijnde ten laste gelegde feit.
Ter terechtzitting van het hof heeft de advocaat-generaal de vordering gewijzigd in die zin dat de advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof - in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van voormeld voorwaardelijk strafdeel - een taakstraf aan de veroordeelde zal opleggen voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen vervangende hechtenis.
Nu gebleken is dat de veroordeelde het thans aan de orde zijnde bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, is het hof van oordeel dat in beginsel de tenuitvoerlegging kan worden gelast van voormelde vrijheidsstraf.
Gelet echter op de overschrijding van de redelijke termijn in de fase van het hoger beroep, zoals hierboven weergegeven, zal het hof de (gewijzigde) vordering van de advocaat-generaal volgen en - in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van voormeld voorwaardelijk strafdeel - een taakstraf aan de veroordeelde opleggen voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen vervangende hechtenis.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 22c, 22d, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van achtentwintig uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van veertien dagen zal worden toegepast;
gelast (in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf die aan de veroordeelde voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van 13 september 2007) een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. J.H. Kuiper en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.
Mr. Greve is buiten staat dit arrest te ondertekenen.