(Getuigen-) verklaringen
Op 17 februari 2009 legt verdachte ten overstaan van de politie een verklaring af in andere zaken waarvan hij eveneens wordt verdacht. Tijdens dit verhoor wordt verdachte ook als getuige gehoord in de zaken betreffende voornoemde brandstichting en inbraak. Verdachte verklaart dat de brandstichting en de inbraak door [getuige 2] en [getuige 3] zijn gepleegd. Verdachte zou op de avond van de brandstichting bij [getuige 1] zijn geweest, als op een gegeven moment [getuige 3] in de woning van [getuige 1] komt en vertelt dat hij kort daarvoor samen met [getuige 2] een laptop bij [benadeelde] heeft gestolen. Volgens verdachte weet [getuige 3] op dat moment ook te vertellen dat [getuige 2] en [getuige 3] bij die gelegenheid een container in brand hebben gestoken. Een dag later zou verdachte ook van [getuige 2] hebben gehoord dat [getuige 2] samen met [getuige 3] de brand heeft gesticht en de inbraak heeft gepleegd. [getuige 2] zou verdachte hebben gezegd dat hij samen met [getuige 3] een beeldscherm en een laptop heeft gestolen.
Vervolgens wordt [getuige 1] op 24 februari 2009 bij de politie als getuige in onderhavige zaken gehoord. [getuige 1] verklaart dat hij ergens begin 2009 van verdachte heeft gehoord dat [getuige 3] samen met [getuige 2] bij [benadeelde] heeft ingebroken en een laptop heeft gestolen. Verdachte zou hem eveneens hebben verteld dat die [getuige 3] en [getuige 2] betrokken zijn geweest bij de brandstichting. [getuige 1] zou nog diezelfde dag van [getuige 2] hebben gehoord dat [getuige 2] een laptop heeft gestolen bij [benadeelde].
Blijkens een proces-verbaal van bevindingen van 10 maart 2009 zijn twee verbalisanten op 9 maart 2009, in het kader van een verhoor van de moeder van [getuige 2] over (andere) mogelijk door haar begane strafbare feiten, in de woning van [getuige 2] als op een gegeven moment [getuige 2] verklaart dat hij "wel iets weet van de brandstichting bij [benadeelde] te [plaats]." [getuige 2] zou samen met verdachte de brand in een container hebben gesticht waarna zij een raam van het bedrijfspand hebben geforceerd en een laptop uit het betreffende bedrijfspand hebben meegenomen. Blijkens dit proces-verbaal spreken de verbalisanten met [getuige 2] af dat hij zich twee dagen later op het politiebureau moet melden. [getuige 2] wordt vervolgens op 11 maart 2009 ten overstaan van de politie als verdachte in onderhavige zaken gehoord. Opnieuw verklaart [getuige 2] dat hij samen met verdachte de brand heeft gesticht en vervolgens met verdachte bij het bedrijfspand heeft ingebroken, waarbij zij een laptop en een beeldscherm hebben buitgemaakt.
Op 16 maart 2009 wordt [getuige 3] als getuige in onderhavige zaken gehoord. Hij ontkent bij de politie elke betrokkenheid bij voornoemde brandstichting en inbraak. [getuige 3] verklaart dat hij van verdachte zelf zou hebben gehoord dat verdachte verantwoordelijk is voor de brand. Hierbij zou verdachte vergezeld zijn geweest van [getuige 1] en [getuige 2], aldus [getuige 3]. In ditzelfde verhoor verklaart [getuige 3] dat hij "eigenlijk wel zeker weet dat" verdachte en [getuige 2] samen de brand hebben gesticht. Volgens [getuige 3] wilden verdachte en [getuige 2] ook iets stelen. Als verklaring voor het feit dat verdachte een voor [getuige 3] belastende verklaring heeft afgelegd ten aanzien van deze feiten, geeft [getuige 3] op dat verdachte hem beschouwt als verrader, nu [getuige 3] bij de politie in andere zaken voor verdachte belastende verklaringen heeft afgelegd.
Op 18 maart 2009 leggen zowel verdachte als [getuige 1] nogmaals een verklaring ten overstaan van de politie af, nadat [getuige 2] op 17 maart 2009 opnieuw een voor verdachte belastende verklaring bij de politie heeft afgelegd. Verdachte blijft bij deze gelegenheid bij zijn eerder afgelegde verklaring. Hij zou op de avond van de brand in de woning van [getuige 1] zijn geweest, waar hij van [getuige 3] heeft gehoord dat [getuige 3] samen met [getuige 2] de brand heeft gesticht. [getuige 1] bevestigt dit laatste evenwel niet in zijn verklaring van 18 maart 2009. [getuige 1] blijft bij zijn verklaring dat hij van verdachte heeft gehoord over de brandstichting en de inbraak door [getuige 3] en [getuige 2]. Hij verklaart daarenboven - onder meer - : "U vraagt mij of ik twijfels heb bij het verhaal dat mij is verteld door [verdachte]. Ik weet niet meer wie ik kan vertrouwen en wie ik kan geloven. Ik twijfel bij iedereen. Ik vertrouw [verdachte] nog het meest van iedereen. Ik vertrouw [verdachte] het meest, omdat hij het minst over mij heeft geluld toen we vastzaten voor het plegen van strafbare feiten. [getuige 2] is nog steeds een kameraad van mij, maar hij heeft best wel wat over mij verklaard. [getuige 3] liegt en blijft liegen. Ook geeft [getuige 3] altijd anderen de schuld."
Op 19 maart 2009 wordt verdachte nogmaals gehoord. Aangaande het feit dat [getuige 2] een voor hem belastende verklaring heeft afgelegd, verklaart hij - zakelijk
weergegeven - : "Dat [getuige 2] vertelt dat hij samen met mij de inbraak en brandstichting heeft gepleegd, doet hij om mij erbij te naaien. Ik blijf erbij dat [getuige 3] aan mij heeft toegegeven dat hij de inbraak en brandstichting heeft gepleegd, samen met [getuige 2]. Afgelopen dinsdag, dit was op 17 maart 2009 tussen 11.00 en 14.00 uur kreeg ik een MSN bericht van [getuige 3]. Hier zei hij: "Jij hebt mij verraden met [benadeelde], maar ik heb jouw naam genoemd." Of in ieder geval woorden van gelijke strekking. Ook voegde hij eraan toe dat ik moest ophouden met praten tegen de politie."
[getuige 2] wordt op 19 maart 2009 eveneens opnieuw bij de politie gehoord. [getuige 2] blijft bij zijn verklaring zoals hij deze eerder, op 11 maart 2009, ten overstaan van de politie heeft afgelegd: hij en verdachte hebben de brand gesticht en de goederen gestolen uit het betreffende bedrijfspand. [getuige 2] verklaart echter anders ten aanzien van hetgeen naderhand met de gestolen goederen is gebeurd. Verklaarde hij op 11 maart 2009 nog dat deze goederen uiteindelijk door verdachte zijn verkocht aan een kale man; op 19 maart 2009 verklaart [getuige 2] dat zijn broer, [getuige 4], de verkoop van de laptop voor zijn rekening heeft genomen. [getuige 2] zou € 300,- van zijn broer hebben ontvangen, welke opbrengst [getuige 2] vervolgens zou hebben uitgegeven tijdens het uitgaan. Als hem door de politie wordt voorgehouden dat hij en verdachte de goederen samen zouden hebben gestolen, dan verklaart [getuige 2]: "Dit klopt, [verdachte] en ik hebben het geld gedeeld. Ik praat over € 150,- die ik heb uitgegeven." [getuige 4] zou niet hebben gedeeld in de opbrengst van de laptop en het beeldscherm, aldus [getuige 2]. [getuige 2] verklaart voorts dat zijn moeder op de avond van de brand verdachte in hun woning moet hebben gezien, hetgeen niet wordt bevestigd door [getuige 5], de moeder van [getuige 2], in haar verklaring afgelegd op 19 maart 2009.
In zijn verklaring bij de politie van 19 maart 2009 bevestigt [getuige 4] dat hij de gestolen laptop voor € 300,- via Marktplaats heeft verkocht. Zijn broer [getuige 2] en verdachte zouden samen op 10 januari 2009 met deze laptop bij hem in de woning zijn gekomen. Volgens [getuige 4] zou hij na de verkoop van de laptop het geld hebben gedeeld met zijn broer en verdachte. Een ieder zou een bedrag van € 100,- hebben ontvangen.
Op 23 maart 2009 wordt [getuige 1] ten overstaan van de politie als verdachte gehoord in een andere strafzaak. Bij die gelegenheid worden hem nogmaals vragen gesteld over de brandstichting en de inbraak. [getuige 1] verklaart dan - onder meer - : "In een eerder afgelegde verklaring heb ik verklaard dat [verdachte] op de avond van de brand bij ons in de woning aan de [adres] te [plaats] was. Ik moet hier echter op terugkomen. [verdachte] was die avond niet bij ons thuis. Ik kan me herinneren dat het begin januari 2009 was. Verder verklaar ik aan u dat niet [getuige 3] bij [getuige 2] was op de avond dat de brand gesticht werd bij [benadeelde], maar [verdachte]. Ook hebben [verdachte] en [getuige 2] samen de inbraak bij dit bedrijf gepleegd. Ik wilde [getuige 3] erbij lappen omdat hij ook verschillende valse verklaringen tegen mij heeft afgelegd." [getuige 1] verklaart voorts dat hij zowel van verdachte als van [getuige 2] afzonderlijk heeft gehoord dat zij de laptop hebben gestolen en dat zij het bedrijfspand in brand hebben gestoken.