ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ3260

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001340-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 27 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De veroordeelde, geboren in 1976, was betrokken bij een hennepkwekerij waar administratie is aangetroffen die aantoont dat zij € 2.250,- heeft verdiend met het knippen van hennep en het verzorgen van de kwekerij. De rechtbank had eerder bepaald dat dit bedrag als wederrechtelijk verkregen voordeel moest worden ontnomen en had de veroordeelde verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen.

De veroordeelde heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 2.250,- en de veroordeelde opnieuw zou verplichten dit bedrag aan de Staat te betalen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 2.250,- heeft bevestigd.

Het hof heeft overwogen dat de administratie die in het pand van de hennepkwekerij is aangetroffen, voldoende bewijs biedt voor de vaststelling van het voordeel. De raadsvrouw van de veroordeelde heeft betoogd dat het te ontnemen bedrag naar beneden bijgesteld moet worden, omdat de administratie werkdagen van 9 of 10 uur vermeldt, wat zij niet reëel acht. Het hof heeft dit verweer verworpen en de verplichting tot betaling van het bedrag aan de Staat gehandhaafd. De uitspraak van het hof bevestigt de noodzaak om wederrechtelijk verkregen voordeel te ontnemen en benadrukt de rol van de administratie als bewijs.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001340-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-885153-07
Arrest van 27 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 26 mei 2009, in de zaak strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen:
[veroordeelde],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsvrouw, I. Jadib, advocaat te Den Haag.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft bij voormeld vonnis, op tegenspraak gewezen, onder verwijzing naar het vonnis d.d. 29 april 2009 van voormelde rechtbank Leeuwarden in de strafzaak met parketnummer 17-885153-07, het door veroordeelde door middel van en/of uit baten van de door haar gepleegde strafbare feiten wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 2.250,- en haar de verplichting opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen, ter ontneming van dat voordeel.
Gebruik van het rechtsmiddel
De veroordeelde is op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormelde uitspraak in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op een bedrag van € 2.250,- en veroordeelde de verplichting zal opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen, ter ontneming van dat voordeel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij arrest van dit hof (parketnummer 24-001187-09) ter zake van het medeplegen van overtreding van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd in de periode van 1 juli 2005 tot en met 24 januari 2007 veroordeeld tot straf.
De veroordeelde heeft uit het bewezen verklaarde handelen voordeel verkregen.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 2.250,-.
In het pand waar de hennepkwekerij is aangetroffen is administratie gevonden. Hieruit blijkt dat verdachte € 2.250,- heeft verdiend met het knippen van hennep en het verzorgen van de kwekerij.
De raadsvrouw heeft bepleit dat het te ontnemen bedrag naar beneden moet worden bijgesteld, omdat uit de administratie blijkt dat er werkdagen zijn geweest van 9 of 10 uren en 20 uur, hetgeen de raadsvrouw niet reëel voorkomt.
Het hof verwerpt dit verweer.
Werkdagen van 9 of 10 uur zijn niet irreëel. Voorts lijkt de administratie voornamelijk weer te geven wanneer welke bedragen er zijn betaald en aan wie.
Er is een vergoeding voor 20 uur werken betaald aan verdachte op 19 januari 2007. Aannemelijk is dat dit voor meerdere dagen knippen is geweest.
Gelet op het voorgaande zal aan de veroordeelde de verplichting worden opgelegd om voornoemd bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te betalen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
stelt het bedrag waarop het door veroordeelde [veroordeelde] voornoemd wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 2.250,-;
legt de veroordeelde [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van tweeduizend tweehonderdvijftig euro ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. L.T. Wemes en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier.