Parketnummer: 24-002772-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-677118-10
Arrest van 26 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Leeuwarden van 8 november 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats],
wonende te [plaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward.
Het vonnis waarvan beroep
De kantonrechter van de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een overtreding veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zij in of omstreeks de periode van 4 januari 2010 tot en met 25 juni 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], terwijl zij (telkens) als degene die het gezag uitoefende over de jongere [dochter van verdachte], geboren op [1995], althans terwijl zij zich (telkens) met de feitelijke verzorging van die jongere had belast, (telkens) niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten [school], was ingeschreven, die school na inschrijving geregeld bezocht.
Overweging omtrent het bewijs
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte wel heeft voldaan aan de bepalingen van de Leerplichtwet. Op grond van artikel 11 van de Leerplichtwet is de jongere vrijgesteld van de verplichting de school geregeld te bezoeken indien de jongere wegens ziekte verhinderd is de school te bezoeken. De dochter van verdachte kon in de ten laste gelegde periode haar school niet bezoeken, omdat zij ziek was.
Het hof overweegt dat uit de in het dossier aanwezige medische gegevens niet blijkt dat van de dochter van verdachte als gevolg van lichamelijke klachten gedurende de gehele tenlastegelegde periode niet gevergd kon worden dat zij naar school ging. Uit de door de raadsman overgelegde brief van kinderarts [kinderarts] van januari 2010 blijkt dat onderzoek heeft plaatsgevonden naar de lichamelijke klachten van [dochter van verdachte]. Ter terechtzitting is het hof in het bezit gesteld van een brief van kinderarts [kinderarts] van 24 juni 2010. Hieruit blijkt dat deze [dochter van verdachte] in januari en begin februari 2010 een paar keer heeft gezien en dat er geen aanknopingspunten zijn gevonden voor lichamelijke aandoeningen of afwijkingen. Uit beide genoemde brieven blijkt derhalve niet dat sprake is van dusdanige lichamelijke klachten die in absolute zin verhinderden dat [dochter van verdachte] gedurende een langere periode haar school bezocht. Verdachte heeft derhalve niet voldaan aan haar verplichting te zorgen dat [dochter van verdachte] haar school bezocht. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
zij in de periode van 4 januari 2010 tot en met 25 juni 2010 te [plaats], in de gemeente [gemeente], terwijl zij als degene die het gezag uitoefende over de jongere [dochter van verdachte], geboren op [1995], niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten [school], was ingeschreven, die school na inschrijving geregeld bezocht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:
niet nakomen van de verplichting opgelegd bij artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969.
Strafbaarheid
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat de afwezigheid van haar dochter op school gerechtvaardigd was door haar ziekte. Gelet op hetgeen het hof in het voorgaande heeft overwogen - dat niet aannemelijk is geworden dat van de dochter van verdachte als gevolg van lichamelijke klachten gedurende de gehele tenlastegelegde periode niet gevergd kon worden dat zij naar school ging - verwerpt het hof ook dit verweer.
Het hof acht verdachte dan ook strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden ook overigens niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als ouder niet voldaan aan haar verplichting om ervoor zorg te dragen dat haar minderjarige dochter [dochter van verdachte] geregeld haar school bezocht.
Blijkens een haar betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 maart 2011 is verdachte niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld.
Het hof heeft voorts gelet op hetgeen door verdachte ter terechtzitting omtrent haar persoonlijke omstandigheden naar voren is gebracht.
Het hof verwijt verdachte dat zij zich te veel heeft laten leiden door haar eigen beoordeling in plaats van die van de medici en aldus verzuimd heeft te voldoen aan de op haar rustende wettelijke verplichting om te zorgen dat haar minderjarige dochter onderwijs volgt. Dit terwijl het volgen van onderwijs voor een jongere erg belangrijk is.
De kantonrechter heeft aan verdachte een voorwaardelijke werkstraf opgelegd en de advocaat-generaal heeft dit nu weer gevorderd. Het hof acht dit ook een passende straf.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969 en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van mr. W. Landstra als griffier.