Parketnummer: 24-000288-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-621471-08
Arrest van 26 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 30 januari 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. C. Kamp-Wiggers, advocaat te Leek.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake het haar ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van 150 euro, subsidiair 3 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
verdachte op of omstreeks 17 oktober 2008, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] heeft geslagen, waardoor deze (telkens) werd gewond en/of pijn ondervond.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
verdachte op 17 oktober 2008, te [plaats] opzettelijk mishandelend [slachtoffer] heeft geslagen, waardoor deze pijn ondervond.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Strafbaarheid
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte de klap uit noodweer heeft gegeven. Daartoe is aangevoerd dat het slachtoffer [slachtoffer] naar aanleiding van onenigheid bij diens woning verdachte bij haar schouders heeft vastgepakt en haar niet meer losliet. Hiervan getuigen de rode striemen die in de hals van verdachte zichtbaar waren. Om zich te bevrijden heeft zij, zo begrijpt het hof, zwaaiende bewegingen met haar armen en handen gemaakt waarbij zij [slachtoffer] heeft geslagen.
Het hof verwerpt het beroep op noodweer omdat de daaraan door de verdediging ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden niet aannemelijk zijn geworden. Van de aanleiding en het verloop van het incident voor de woning van [slachtoffer] zijn geen getuigenverklaringen in het dossier aanwezig. Alleen verdachte en [slachtoffer] hebben daarover verklaard. Uit deze verklaringen kan blijken dat het voor de woning van [slachtoffer] tot onenigheid is gekomen toen verdachte hun gezamenlijke kinderen daar afzette. Zij wilde nog een aantal zaken met [slachtoffer] bespreken en om te voorkomen dat [slachtoffer] de deur van zijn woning sloot heeft verdachte haar voet tussen de deur gestoken. Dat [slachtoffer] haar daarop bij haar schouders heeft gepakt, verklaart alleen verdachte zelf. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij verdachte na een aantal sommaties heeft weggeduwd in de richting van haar auto, waarop verdachte hem een klap gaf.
Dat verdachte, zoals wordt bevestigd in een proces-verbaal van 14 november 2008, een rode vlek achter haar oor had toen verbalisanten ter plaatse kwamen, acht het hof niet redegevend. In dit verband wordt van belang geacht dat uit de verklaringen van [slachtoffer], de getuige [getuige 2] en verdachte genoegzaam is gebleken dat de confrontatie vervolgens uit de hand is gelopen waarbij partijen elkaar over en weer hebben geslagen. Het hof acht aannemelijk dat de geconstateerde rode vlek bij dat handgemeen is ontstaan.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 17 oktober 2008 haar partner [slachtoffer] geslagen. Door aldus te handelen heeft verdachte pijn bij [slachtoffer] veroorzaakt en inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 22 februari 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Het hof acht de door de advocaat-generaal gevorderde straf passend en geboden. Daarbij gaat het hof ervan uit dat het bewezen verklaarde een eenmalige gebeurtenis betreft en de emoties rondom de echtscheiding een grote rol hebben gespeeld. Het hof acht voldoende gebleken dat verdachte en [slachtoffer], ook in het belang van hun gezamenlijke kinderen, maatregelen hebben genomen om te voorkomen dat het wederom tot een handgemeen komt.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van honderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.W.J. Sekeris, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. E. de Witt, in tegenwoordigheid van mr. D.J. de Vos als griffier.