Parketnummer: 24-002709-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-714402-05
Arrest van 26 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 12 januari 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem ten laste gelegde tot een geldboete van 700 euro, subsidiair 14 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 7 maanden.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 4 december 2005, te [plaats], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 785 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 4 december 2005, te [plaats], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 785 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 4 december 2005 schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, door een personenauto te besturen, terwijl hij verkeerde onder invloed van alcohol. Door zijn handelwijze heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Verdachte heeft zijn auto niet onder controle kunnen houden en heeft een bocht niet kunnen maken, waardoor hij rechtdoor is gereden en met zijn auto in het water terecht is gekomen.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 februari 2011 blijkt dat verdachte weliswaar eerder met justitie in aanraking is geweest, doch niet voor een feit als het onderhavige dan wel andere verkeersgerelateerde feiten. Sinds het bewezen verklaarde feit is hij niet meer met justitie in aanraking is geweest.
Op grond van het vorenstaande en mede aansluiting zoekende bij de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten "Art. 8 WVW 1994 rijden onder invloed van auto's en motoren", is het hof van oordeel, dat de oplegging van een onvoorwaardelijke geldboete van € 850,- en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 7 maanden in beginsel passend en geboden is.
Op 6 november 2008 is namens verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof doet ruim twee jaar en vijf maanden later einduitspraak. De redelijke termijn is met ruim vijf maanden overschreden.
Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met de ter terechtzitting van het hof aannemelijk geworden financiële draagkracht van verdachte.
Op grond van al het vorenstaande, in samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat in dit geval een passende bestraffing gevonden kan worden in het opleggen van een geldboete van € 500,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 maanden. Het hof zal verdachte in de gelegenheid stellen de geldboete te voldoen in hierna te bepalen termijnen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van vijfhonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in vijf opeenvolgende maandelijkse termijnen elk groot honderd euro;
ontzegt aan de veroordeelde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van vijf maanden;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.W.J. Sekeris, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. E. de Witt, in tegenwoordigheid van mr. D.J. de Vos als griffier.