ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ3225

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002383-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van ouders voor schoolverzuim van minderjarige kinderen onder de Leerplichtwet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Groningen. De verdachte, een moeder, was eerder veroordeeld voor het niet naleven van de Leerplichtwet met betrekking tot haar dochter, die in de periode van september 2009 tot en met maart 2010 ongeoorloofd afwezig was van school. De kantonrechter had haar een geldboete opgelegd, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte aangevoerd dat zij niet op de hoogte was van het spijbelgedrag van haar dochter en dat zij in de veronderstelling verkeerde dat er toestemming was gegeven voor een reis naar Chili. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet aan haar zorgplicht heeft voldaan, omdat zij geen actie heeft ondernomen om het spijbelgedrag van haar dochter te stoppen, ondanks dat zij op de hoogte was van de afwezigheid. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om de verdachte te veroordelen tot een geldboete van €150, subsidiair drie dagen hechtenis, toegewezen. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte heeft veroordeeld tot de gevorderde geldboete. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat haar dochter inmiddels meerderjarig is.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002383-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-500140-10
Arrest van 26 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Groningen van 30 september 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1965] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. M.S. de Groene, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De kantonrechter van de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een overtreding veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 150, subsidiair 3 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zij, in of omstreeks de periode van september 2009 tot en met maart 2010, in de gemeente [gemeente], terwijl zij (telkens) als degene die het gezag uitoefende over de jongere [dochter van verdachte], geboren op [1993], althans terwijl zij zich (telkens) met de feitelijke verzorging van die jongere had belast, (telkens) niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2a van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling bij een school of een instelling die volledig dagonderwijs dan wel een bij wet geregelde combinatie van leren en werken verzorgt, te weten het [school], was ingeschreven, die school of instelling na inschrijving geregeld bezocht.
Overweging omtrent het bewijs
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte niet op de hoogte was van het spijbelgedrag van haar dochter in de periode van september 2009 tot februari 2010, zodat zij in zoverre moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Uit de in het dossier aanwezige urenlijst blijkt dat de dochter van verdachte, [dochter van verdachte], vanaf 17 september 2009 met zekere regelmaat ongeoorloofd afwezig is geweest van school. Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof blijkt dat het verdachte wel was opgevallen dat haar dochter erg vaak thuis was, met als reden dat er lessen waren uitgevallen. Verdachte heeft hierop echter geen actie ondernomen. Ook nadat verdachte in december 2009 op school had gehoord dat [dochter van verdachte] vaak spijbelde, heeft zij geen nadere actie ondernomen om het spijbelgedrag van [dochter van verdachte] te beteugelen, terwijl dit onder de gegeven omstandigheden wel aangewezen was en van verdachte gevergd kon worden. Verdachte heeft gelet hierop in deze periode niet aan haar zorgplicht voldaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
zij, in de periode van september 2009 tot en met maart 2010, in de gemeente [gemeente], terwijl zij als degene die het gezag uitoefende over de jongere [dochter van verdachte], geboren op [1993], niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2a van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling bij een school of een instelling die volledig dagonderwijs dan wel een bij wet geregelde combinatie van leren en werken verzorgt, te weten het [school], was ingeschreven, die school of instelling na inschrijving geregeld bezocht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:
niet nakomen van de verplichting opgelegd bij artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969.
Strafbaarheid
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte tot kort voor vertrek niet wist dat de school geen toestemming zou geven voor de reis naar Chili die zij van 2 februari 2010 tot 8 maart 2010 met haar dochter wilde maken. De heer [naam] gaf haar de indruk dat zij wel toestemming had, onder andere door huiswerk mee te geven en haar een goede reis te wensen. Zij heeft pas op 29 januari 2010 telefonisch vernomen dat de school geen toestemming gaf.
Niet aannemelijk is gemaakt of geworden dat van de zijde van de school zodanige uitlatingen zijn gedaan die bij verdachte het vertrouwen kunnen hebben gewekt dat toestemming werd of zou worden gegeven voor een afwezigheid van [dochter van verdachte] van school van vijf weken. Dit leidt ertoe dat het beroep op het vertrouwensbeginsel reeds hierom moet worden verworpen.
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden ook overigens niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als ouder niet voldaan aan haar verplichting om ervoor zorg te dragen dat haar minderjarige dochter [dochter van verdachte] geregeld haar school bezocht.
Blijkens een haar betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 maart 2011 is verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit veroordeeld.
Het hof heeft voorts gelet op hetgeen door verdachte ter terechtzitting omtrent haar persoonlijke omstandigheden naar voren is gebracht.
Het hof acht de door de advocaat-generaal gevorderde geldboete - die lager is dan de door de kantonrechter opgelegde geldboete - een passende straf. Het hof houdt hierbij rekening met de financiële situatie van verdachte en met de omstandigheid dat de dochter van verdachte inmiddels meerderjarig is.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969 en de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van honderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van mr. W. Landstra als griffier.