ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ2988

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003037-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens verlaten plaats van ongeval met schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte is veroordeeld voor het verlaten van de plaats van een verkeersongeval, waarbij schade is toegebracht aan een benadeelde partij. De politierechter had eerder een geldboete van 250 euro opgelegd en een vordering van de benadeelde partij tot 693 euro toegewezen. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een geldboete van 250 euro, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van vijf dagen indien de boete niet wordt betaald. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen, en is de verdachte veroordeeld tot het betalen van de kosten van het geding door de benadeelde partij, die op nihil zijn begroot. Het hof heeft ook besloten om eerder opgelegde voorwaardelijke straffen om te zetten in taakstraffen van respectievelijk 28 en 14 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren worden verricht. Het hof heeft de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde hechtenis gelast, omdat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een nieuw feit binnen de proeftijd van de eerdere veroordelingen. De uitspraak is gedaan na onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, waarbij de verdachte in persoon is verschenen. Het hof heeft de bewezenverklaring van de tenlastelegging bevestigd en de verdachte strafbaar geacht, zonder strafuitsluitingsgronden.

Uitspraak

Parketnummer: 24-003037-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-146148-10, 10-873510-08 (tul) en 09-402686-08 (tul)
Arrest van 26 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 10 december 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft op een vordering van een benadeelde partij en op vorderingen tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake het hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van 250 euro, subsidiair 5 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat de bij vonnis van de kantonrechter te 's-Gravenhage d.d. 9 december 2008 voorwaardelijk opgelegde straf van 2 weken hechtenis zal worden omgezet in een werkstraf voor de duur van 28 uren en dat de bij vonnis van de kantonrechter te Rotterdam d.d. 15 januari 2009 voorwaardelijk opgelegde straf van 1 week hechtenis zal worden omgezet in een werkstraf voor de duur van 14 uren. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een zelfde bedrag.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op een tijdstip gelegen in de periode van 9 oktober 2009 tot en met 11 oktober 2009 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [straat] (ter hoogte van hectometerpaal [nummer] rechts), de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [benadeelde]) schade was toegebracht.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 11 oktober 2009 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op de [straat] ter hoogte van hectometerpaal [nummer] rechts, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist aan een ander, te weten [benadeelde], schade was toegebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 11 oktober 2009 te [plaats 1] een personenauto bestuurd, waarbij hij een ongeval heeft veroorzaakt. Hij is met de voorzijde van zijn voertuig tegen een schrikhek en een verkeersbord aangereden. Als gevolg van dit ongeval is schade toegebracht aan [benadeelde]. Verdachte heeft de plaats van het ongeval verlaten, terwijl hij wist dat bij dat ongeval schade was veroorzaakt.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 februari 2011 blijkt dat verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest, maar niet eerder voor soortgelijke feiten.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij, [benadeelde], vertegenwoordigd door [gemachtigde], domicilie kiezende te [plaats 2], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen in voege als na te melden.
Het hof acht de vordering van de benadeelde partij ten bedrage van € 693,- volledig toewijsbaar, nu voldoende is komen vast te staan dat door het bewezen verklaarde feit aan de benadeelde partij tot dat bedrag schade is berokkend en dat de schade aan verdachte kan worden toegerekend.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Nu het openbaar ministerie dit heeft gevorderd, zal het hof tevens voormeld bedrag toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de kantonrechter te 's-Gravenhage d.d. 9 december 2008 (parketnummer 09-402686-08) is veroordeelde veroordeeld tot (onder meer) hechtenis voor de duur van 2 weken, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Blijkens het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 24 december 2008. De proeftijd is ingegaan op diezelfde datum. De officier van justitie vordert d.d. 3 november 2010 dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde hechtenis, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis bevel was gegeven, dat deze voorwaardelijk niet zou worden ten uitvoer gelegd, om reden, dat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het telastegelegde feit.
Bij vonnis van de kantonrechter te Rotterdam d.d. 15 januari 2009 (parketnummer 10-873510-08) is veroordeelde veroordeeld tot (onder meer) hechtenis voor de duur van 1 week, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Blijkens het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 30 januari 2009. De proeftijd is ingegaan op diezelfde datum. De officier van justitie vordert d.d. 15 oktober 2010 dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde hechtenis, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis bevel was gegeven, dat deze voorwaardelijk niet zou worden ten uitvoer gelegd, om reden, dat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het telastegelegde feit.
Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel, dat in beginsel de tenuitvoerlegging kan worden gelast van voormelde vrijheidsstraffen.
Gezien de op het onderzoek ter terechtzitting aannemelijk geworden persoonlijke omstandigheden ziet het hof aanleiding om geen vrijheidsstraf op te leggen, maar die om te zetten in een taakstraf.
Het hof zal daarom in plaats van het geven van voormelde lasten tot tenuitvoerlegging van voormelde vrijheidsstraffen, gelet op de vordering van de advocaat-generaal en hetgeen hiervoor is overwogen, taakstraffen gelasten voor het aantal uren als na te melden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 23, 24, 24a, 24c en 36f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van tweehonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in vijf opeenvolgende maandelijkse termijnen elk groot vijftig euro;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], dhr. [gemachtigde], domicilie kiezende te [plaats 2], tot een bedrag van zeshonderddrieënnegentig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zeshonderddrieënnegentig euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], dhr. [gemachtigde], wonende te [plaats 2];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van dertien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
gelast, in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de hechtenis de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kantonrechter te 's-Gravenhage van 9 december 2008 (parketnummer 09-402686-08), een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van achtentwintig uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertien dagen zal worden toegepast;
gelast, in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de hechtenis de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 15 januari 2009 (parketnummer 10-873510-08), een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van veertien uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zeven dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. E. de Witt, voorzitter, mr. P.W.J. Sekeris en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. D.J. de Vos als griffier.