ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ2580

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002561-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling en werkstraf opgelegd aan verdachte in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 21 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1986, was eerder veroordeeld voor een misdrijf en had een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen. De zaak betreft een vernieling die plaatsvond op 22 februari 2009, waarbij de verdachte opzettelijk een ruit van een pand heeft vernield. De politierechter had de verdachte al eerder veroordeeld, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, en dat de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding zou worden toegewezen. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 136,50 en heeft de verdachte veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf van 30 uren. Tevens heeft het hof de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelast van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, omgezet naar een werkstraf van 28 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de verdachte strafbaar heeft verklaard en de vordering van de benadeelde partij heeft toegewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van de vernieling en de gevolgen voor de benadeelde partij, evenals de strafmotivering die is gebaseerd op de omstandigheden van het feit en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummers: 24-002561-09 en 19-605731-07 (tul)
Parketnummer eerste aanleg: 19-026305-09
Arrest van 21 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 9 oktober 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en heeft op de vordering van de benadeelde partij en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis en de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 136,50 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof gedeeltelijke tenuitvoerlegging zal gelasten van de eerder voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf en deze zal omzetten naar een werkstraf van 28 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 22 februari 2009 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een pand aan/nabij de [straat], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 22 februari 2009 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een pand aan de [straat], toebehorende aan [benadeelde], heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 22 februari 2009 een steen door een ruit van het restaurant van aangever gegooid. Verdachte heeft door aldus te handelen schade veroorzaakt en een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van aangever.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 16 februari 2011, waaruit blijkt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten, waaronder vernieling. Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden het thans bewezen verklaarde feit te begaan.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis, een passende en noodzakelijke bestraffing is.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk is verklaard en dat [benadeelde] zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Deze vordering kan gedeeltelijk worden toegewezen, tot een bedrag van € 136,50, aangezien deze schade als het rechtstreekse gevolg van het bewezen verklaarde feit kan worden aangemerkt. De vordering dient voor het overige te worden afgewezen.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aangezien verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade van € 136,50 die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal aan de verdachte de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dit schadebedrag ten behoeve van het slachtoffer.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen d.d. 28 januari 2008, met parketnummer 19-605731-07, is verdachte veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 12 februari 2008, op welke datum tevens de proeftijd is ingegaan. De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 15 september 2009 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, omdat verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig zou hebben gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Nu gebleken is dat verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelasten van voormelde gevangenisstraf, te weten twee weken van de voorwaardelijk opgelegde maand gevangenisstraf, met dien verstande dat het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze straf te geven, een werkstraf van 28 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis, zal gelasten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 22c, 22d, 36f, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van honderdzesendertig euro en vijftig cent;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van honderdzesendertig euro en vijftig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twee dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
gelast (in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van een gedeelte van twee weken van de gevangenisstraf de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 28 januari 2008, met parketnummer 19-605731-07) taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van achtentwintig uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertien dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier.