ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1984

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
19 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000619-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal met werkstraf en vervangende hechtenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 19 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1950 en wonende in [woonplaats], was niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. D.C. Keuning. De verdachte was eerder veroordeeld voor soortgelijke misdrijven en had zich op 15 augustus 2009 schuldig gemaakt aan winkeldiefstal in de gemeente [gemeente]. Hij had daarbij 6 blikjes bier, een blik sperziebonen en een hoeveelheid spekblokjes weggenomen uit de winkel van [bedrijf]. De politierechter had de verdachte hiervoor al veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een werkstraf van 14 uren, subsidiair 7 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen en kwalificeerde het feit als diefstal. De verdachte werd strafbaar geacht, zonder dat er strafuitsluitingsgronden aanwezig waren.

Bij de strafmotivering heeft het hof rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte. Ondanks eerdere veroordelingen, bleek de verdachte positieve ontwikkelingen in zijn leven te hebben doorgemaakt, zoals het onderhouden van contacten met de reclassering en verslavingszorg. Gezien deze omstandigheden oordeelde het hof dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet langer geboden was. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 14 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000619-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-060292-09
Arrest van 19 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 17 februari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1950] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 14 uren, subsidiair 7 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 15 augustus 2009, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 6 blikjes bier, een blik sperziebonen en/of een hoeveelheid spekblokjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 augustus 2009, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 6 blikjes bier, een blik sperziebonen en een hoeveelheid spekblokjes, toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 15 augustus 2009 in de [bedrijf] schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Met zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van voornoemd winkelbedrijf.
Ten nadele van verdachte spreekt dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 9 februari 2011 in het verleden meermalen onherroepelijk ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een dergelijk feit te begaan.
Op basis van hetgeen met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte ter terechtzitting is besproken, acht het hof aannemelijk geworden dat verdachte zijn leven thans veel beter op orde heeft dan ten tijde van het delict het geval was. Aan verdachte wordt weliswaar nog methadon verstrekt, maar verder lijkt hij een rustiger bestaan te hebben. Sinds 2007 woont hij in een huurwoning in [plaats], terwijl hij daarvoor langdurig dakloos is geweest. Volgens zijn raadsman beleeft verdachte veel plezier aan zijn hond, hier zou hij veel mee wandelen. Voorts zou verdachte contacten onderhouden met de reclassering en de verslavingszorg en sinds april 2009 niet opnieuw met justitie in aanraking zijn gekomen.
Gelet op voornoemde positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte, acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf - zoals de politierechter in eerste aanleg heeft beslist - niet langer geboden. Overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal zal het hof verdachte een werkstraf voor de duur van 14 uren, subsidiair 7 dagen vervangende hechtenis, opleggen. Deze straf is passend en biedt verdachte de mogelijkheid de door hem - positief - ingeslagen weg voort te zetten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertien uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zeven dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. H. Heins, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier.