ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1981

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
19 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000268-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor gekwalificeerde diefstal met tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 19 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1950 en wonende in [woonplaats], was niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. D.C. Keuning. De verdachte was eerder veroordeeld voor een misdrijf en had een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen opgelegd gekregen, die ten uitvoer gelegd moest worden omdat hij zich schuldig had gemaakt aan een nieuwe strafbare feit, namelijk gekwalificeerde diefstal. De advocaat-generaal vorderde een werkstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen vervangende hechtenis, en dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zou worden toegewezen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 5 april 2009 schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde diefstal door in te breken in een kinderdagverblijf en een portemonnee en fotocamera te stelen. Het hof achtte de verdachte strafbaar en oordeelde dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren. De strafmotivering was gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die in de loop der jaren verbeterd waren. Het hof besloot de eerder opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, en legde daarnaast een nieuwe werkstraf van 90 uren op, subsidiair 45 dagen vervangende hechtenis.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte veroordeelde tot de opgelegde straffen. De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor de verdachte om zijn leven weer op de rails te krijgen, ondanks zijn eerdere veroordelingen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000268-10
Parketnummers eerste aanleg: 18-021914-09 en 18-670531-06 (TUL)
Arrest van 19 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 18 november 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1950] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen vervangende hechtenis, en dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging zal toewijzen, met dien verstande dat het hof in plaats van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 60 dagen een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, zal gelasten.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 5 april 2009, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een aan de [straat] gelegen pand heeft weggenomen een portemonnee en/of een fotocamera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan kinderdagverblijf [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 april 2009, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een aan de [straat] gelegen pand heeft weggenomen een portemonnee en een fotocamera, toebehorende aan kinderdagverblijf [naam], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 5 april 2009 schuldig gemaakt aan gekwalificeerde diefstal. Naar eigen zeggen had verdachte op dat moment al enige tijd de hem noodzakelijke methadon niet meer gehad en is hij daarom op zoek gegaan naar geld of goederen. Verdachte heeft vervolgens bij het kinderdagverblijf [naam] ingebroken en heeft een portemonnee en een fotocamera meegenomen. Met zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van voornoemd bedrijf en overlast veroorzaakt.
Ten nadele van verdachte spreekt dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 9 februari 2011 in het verleden meermalen onherroepelijk ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een dergelijk feit te begaan.
Op basis van hetgeen met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte ter terechtzitting is besproken, acht het hof aannemelijk geworden dat verdachte zijn leven thans veel beter op orde heeft dan ten tijde van het delict het geval was. Verdachte maakt weliswaar nog gebruik van methadonverstrekking, maar verder lijkt hij een rustiger bestaan te hebben. Sinds 2007 woont hij in een huurwoning in [plaats], terwijl hij daarvoor langdurig dakloos is geweest. Verdachte beleeft volgens zijn raadsman veel plezier aan zijn hond, hier zou hij veel mee wandelen. Voorts zou verdachte contacten onderhouden met de reclassering en de verslavingszorg en sinds april 2009 niet opnieuw met justitie in aanraking zijn gekomen
Gelet op voornoemde positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte, acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf - zoals de politierechter in eerste aanleg heeft beslist - niet langer geboden. Overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal zal het hof verdachte daarom een werkstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen vervangende hechtenis, opleggen. Deze straf is passend en biedt verdachte de mogelijkheid de door hem - positief - ingeslagen weg voort te zetten.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 1 december 2006 (18-670531-06) is verdachte onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, met een proeftijd van 2 jaren. Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 1 december 2006, op welke datum tevens de proeftijd is ingegaan. Bij vonnis van de politierechter in de rechter Groningen van 10 april 2008 (18-654815-07) is de proeftijd met 1 jaar verlengd. De officier van justitie heeft gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf omdat de veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig zou hebben gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Nu gebleken is dat verdachte het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft begaan vóór het einde van de proeftijd, zal het hof de vordering tot tenuitvoerlegging toewijzen, met dien verstande dat het hof in de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding ziet in plaats van de gevangenisstraf van 60 dagen, een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, te gelasten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 22c, 22d, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van negentig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfenveertig dagen zal worden toegepast;
gelast (in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Groningen van 1 december 2006) taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van honderdtwintig uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. H. Heins, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier.