ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1977

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
19 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002674-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens bijstandsfraude met werkstraf en vervangende hechtenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 19 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1965 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld voor bijstandsfraude, waarbij zij opzettelijk had nagelaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de sociale dienst. Dit had plaatsgevonden in de periode van 1 juli 2008 tot en met 1 december 2008, waarbij zij samenwoonde met [betrokkene] zonder dit te melden, wat leidde tot onterecht ontvangen bijstandsuitkeringen.

De advocaat-generaal had in hoger beroep een zwaardere straf geëist, namelijk een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft echter besloten het eerdere vonnis te vernietigen en opnieuw recht te doen. Het hof achtte de verdachte strafbaar en heeft de bewezenverklaring van de bijstandsfraude bevestigd, maar besloot tot een lichtere straf dan geëist, namelijk een werkstraf van 15 uren, met een vervangende hechtenis van 7 dagen indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht.

Het hof overwoog dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten en dat het hoger beroep niet op initiatief van de verdachte was ingesteld, maar op juridische gronden. Dit leidde tot de beslissing om de verdachte niet in een nadeliger positie te brengen dan zonder hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van juiste informatie aan de sociale dienst en de gevolgen van bijstandsfraude voor de gemeenschap.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002674-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-618026-09
Arrest van 19 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 2 oktober 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1965] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. M.T. van Daatselaar, advocaat te Hoogeveen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zij in of omstreeks de periode van 9 oktober 2006 tot en met 1 december 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente 1] en/of te [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente 2], in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten (artikel 17 van) de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte - zakelijk weergegeven - (telkens) opzettelijk - in of omstreeks de periode van 9 oktober 2006 tot en met 24 december 2007 voor (de sociale dienst van) de gemeente [gemeente 1] verzwegen dat zij, verdachte, samenwoonde, althans een gezamenlijke huishouding voerde met [betrokkene] (op haar (woon)adres: [adres] te [woonplaats]) en/of
-in of omstreeks de periode van 25 december 2007 tot en met 1 december 2008 voor de (de sociale dienst van) de gemeente [gemeente 1] verzwegen dat zij samenwoonde, althans een gezamenlijke huishouding voerde met [betrokkene], in ieder geval elders dan in de gemeente [gemeente 1] haar hoofdverblijf heeft gehad (namelijk) op het (woon)adres van die [betrokkene] (te weten [adres], [woonplaats]).
Overweging ten aanzien van het bewijs
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof een beroep gedaan op de zogenoemde 'Salduz-jurisprudentie'. De raadsman heeft in dit kader bepleit dat, naast de verklaring die verdachte op 2 december 2008 bij de sociale recherche heeft afgelegd, ook de nadere (bekennende) verklaring van verdachte d.d. 19 januari 2009, uitgesloten dient te worden van het bewijs. Dit verweer behoeft echter geen bespreking nu het hof de destijds afgelegde verklaring niet zal gebruiken voor het bewijs. Aan bewezenverklaring staat dit niet in de weg nu de verdachte ter terechtzitting van het hof in bijzijn van haar raadsman heeft verklaard dat zij vanaf juli 2008 met [betrokkene] in [plaats 2] is gaan samenwonen vanwege financiële problemen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 juli 2008 tot en met 1 december 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente 1] en/of te [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte - zakelijk weergegeven - telkens opzettelijk - in de periode van 1 juli 2008 tot en met 1 december 2008 voor de sociale dienst van de gemeente [gemeente 1] verzwegen dat zij samenwoonde met [betrokkene] op het woonadres van die [betrokkene] (te weten [adres], [woonplaats]).
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl zij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 juli 2008 tot en met 1 december 2008 schuldig gemaakt aan bijstandsfraude. Verdachte heeft opzettelijk nagelaten aan de uitkeringsverlenende instantie door te geven dat zij met haar partner samenwoonde. Door op deze manier misbruik te maken van het sociale zekerheidsstelsel is aan haar ten onrechte een (volledige) bijstandsuitkering verstrekt. Verdachte heeft zich bevoordeeld ten koste van de gemeenschap en heeft het vertrouwen waarop het stelsel van sociale voorzieningen in Nederland is gebaseerd, geschaad.
Het hof neemt bij de strafoplegging in aanmerking dat verdachte blijkens een haar betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 9 februari 2011 niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Hoewel het hof de door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf gezien de ernst van het bewezenverklaarde, een passende bestraffing vindt, zal het hof volstaan met oplegging van een werkstraf voor dezelfde duur als de politierechter heeft opgelegd. Hiertoe overweegt het hof dat de indruk bestaat dat het hoger beroep niet op initiatief van verdachte maar enkel op grond van juridische overwegingen is ingesteld, en het hof verdachte om die reden niet in een nadeliger positie wil brengen dan wanneer er geen hoger beroep was ingesteld.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57 en 227b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van vijftien uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zeven dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. H. Heins, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier, zijnde mr. Heins buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.