ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1734

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
18 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000853-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens belaging en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof te Leeuwarden op 18 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1972 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was niet ter terechtzitting verschenen, maar zijn raadsman, mr. M.C. van Linde, was aanwezig. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld voor een misdrijf en had een vordering tot tenuitvoerlegging behandeld. De verdachte heeft tijdig hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van zes weken en de vordering tot tenuitvoerlegging zou toewijzen. De tenlastelegging omvatte onder andere het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van een vrouw, genaamd [slachtoffer 1], en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte had in januari 2010 contact opgenomen met een vriendin van [slachtoffer 1] en had dreigende woorden geuit.

Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en geconcludeerd dat de gedragingen van de verdachte niet voldeden aan de eisen van stelselmatigheid zoals bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. De bedreiging die aan de verdachte werd ten laste gelegd, werd als te vaag en onduidelijk beschouwd, waardoor de redelijke vrees voor een levensdelict niet kon worden aangenomen. Het hof heeft derhalve de verdachte vrijgesproken van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten en de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen, omdat er geen veroordeling volgde.

De uitspraak van het hof vernietigt het eerdere vonnis en spreekt de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer van het gerechtshof, bestaande uit drie rechters, en is in aanwezigheid van de griffier opgemaakt.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000853-10
Parketnummers eerste aanleg: 18-650195-10 en 24-000488-09 (tul)
Arrest van 18 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 22 maart 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1972] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging wegens overtreding van de algemene voorwaarde zal toewijzen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij in of omstreeks de periode van 22 januari 2010 tot en met 23 januari 2010, in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een vrouw, genaamd [slachtoffer 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk
- de/een vriendin van die [slachtoffer 1], genaamd [slachtoffer 2], telefonisch benaderd en in dat telefoongesprek aangegeven - zakelijk weergegeven - dat het met hem, verdachte, niet goed ging en/of dat hij, verdachte, vrij was en/of dat hij, verdachte, in [wijk] was en/of dat hij, verdachte, wilde weten waar het maatschappelijk werk zat, en/of
- een sms-bericht aan de/een vriendin van die [slachtoffer 1], genaamd [slachtoffer 2], verzonden met het verzoek aan die [slachtoffer 2] om hem, verdachte, terug te bellen, althans een verzoek van gelijke aard en/of strekking, en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, getracht de/een vriendin van die [slachtoffer 1], genaamd [slachtoffer 2], telefonisch te bereiken, en/of
- die [slachtoffer 1] in het [horecagelegenheid] aan of nabij de [straat] te [plaats] heeft opgezocht en/of aldaar die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "Denk maar niet dat het afgelopen is hoor", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 23 januari 2010, in de gemeente [gemeente], een vrouw, genaamd [slachtoffer 1], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] in het [horecagelegenheid] aan of nabij de [straat] te [plaats] opgezocht en/of aldaar die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Denk maar niet dat het afgelopen is hoor", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Vrijspraak
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
De feiten
Verdachte is op 4 september 2009 door het gerechtshof in Leeuwarden veroordeeld ter zake van (onder meer) belaging en mishandeling van aangeefster tot een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf, welke straf ten tijde van het ten laste gelegde geëxecuteerd werd. Tijdens zijn eerste proefverlof heeft verdachte op 22 januari 2010 [slachtoffer 2], een goede vriendin van aangeefster, tweemaal telefonisch benaderd. Alleen de eerste keer heeft zij opgenomen. Verdachte heeft haar toen verteld dat het niet goed met hem ging, dat hij vrij was en dat hij wilde weten waar het maatschappelijk werk zat. Op 23 januari 2010 heeft verdachte nogmaals getracht die [slachtoffer 2] te bereiken en heeft hij een sms-bericht verzonden met het verzoek aan [slachtoffer 2] om hem terug te bellen. Aangeefster is van dit telefonische contact op de hoogte gesteld. Verder is verdachte op 23 januari 2010 in een café aan het tafeltje van aangeefster en haar moeder gaan staan, waarbij hij tegen aangeefster heeft gezegd: "Denk maar niet dat het afgelopen is hoor".
Het hof overweegt ten aanzien van het primair ten laste gelegde als volgt.
Artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) luidt:
"Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen wordt, als schuldig aan belaging, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie."
In aanmerking genomen hetgeen het dossier met betrekking tot de ten laste gelegde periode inhoudt omtrent de aard, de duur, de frequentie en de intensiviteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster, kan niet worden gezegd dat sprake is van "stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer" in de betekenis die daaraan toekomt in artikel 285b Sr. Hieraan doet niet af dat verdachte kort voor het ten laste gelegde is veroordeeld tot een gevangenisstraf ter zake van belaging en mishandeling van aangeefster en de ten laste gelegde handelingen zijn gepleegd gedurende zijn eerste proefverlof.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen leveren de gedragingen zoals deze primair ten laste zijn gelegd geen stelselmatigheid op in de zin van artikel 285b Sr. Het hof acht derhalve niet bewezen hetgeen primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Voorts overweegt het hof ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling is onder meer vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
Het toevoegen van de in de tenlastelegging vermelde bewoordingen aan aangeefster levert geen toereikende beschrijving op van bedreiging van deze met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling. Het geuite voornemen is te vaag, onduidelijk en voor velerlei uitleg vatbaar. Hoewel de genoemde bewoordingen niet los kunnen worden gezien van de omstandigheden van het geval is het hof van oordeel dat het uiten van deze bewoordingen bij degene tegen wie ze zijn gericht niet de redelijke vrees kan doen ontstaan dat zij het risico loopt in de toekomst slachtoffer te worden van een levensdelict, althans van zware mishandeling.
Het hof acht derhalve evenmin bewezen hetgeen subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij ook daarvan moet worden vrijgesproken.
Tenuitvoerlegging (24-000488-09)
Bij arrest van de meervoudige kamer van het gerechtshof te Leeuwarden van 4 september 2009 met parketnummer 24-000488-09, is verdachte - onder meer - veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met een proeftijd van twee jaren. Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 19 september 2009. De proeftijd behorende bij die straf loopt tot en met 7 februari 2012.
De officier van justitie heeft op 24 februari 2010 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, omdat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig zou hebben gemaakt aan het ten laste gelegde feit én omdat veroordeelde zich niet gehouden heeft aan de bijzondere voorwaarde zoals die bij arrest van het gerechtshof is gesteld. De officier van justitie heeft deze vordering ingediend bij de rechtbank te Groningen.
Nu verdachte niet ter zake van het hem ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld, wijst het hof de vordering tot tenuitvoerlegging wegens overtreding van de algemene voorwaarde af.
Voorts overweegt het hof dat op grond van artikel 14g Sr bij overtreding van de bijzondere voorwaarde de rechter die de voorwaardelijke straf heeft opgelegd bevoegd is kennis te nemen van de vordering tot tenuitvoerlegging. Nu deze bij de rechtbank is ingediend, is het hof niet bevoegd tot behandeling van de vordering tot tenuitvoerlegging wegens overtreding van de bijzondere voorwaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te Leeuwarden van 4 september 2009 wegens overtreding van de algemene voorwaarde.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. E. de Witt, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier.