ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1639

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000027-11
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens rijden onder invloed en verlaten van de plaats van een verkeersongeval

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 15 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1981 en woonachtig te [woonplaats], was betrokken bij een eenzijdig verkeersongeval op 27 december 2009. Hij had een Volkswagen Polo bestuurd na het gebruik van alcohol, waarbij het alcoholgehalte in zijn adem 340 microgram per liter bleek te zijn, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. De verdachte heeft de plaats van het ongeval verlaten, terwijl hij wist dat er schade was toegebracht aan een ander, in dit geval de ANWB. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is de verdachte veroordeeld voor rijden onder invloed en het verlaten van de plaats van het ongeval. Het hof heeft het verweer van de verdachte verworpen, waarin hij stelde dat hij niet verantwoordelijk was voor het ongeval. De vader van de verdachte verklaarde dat er slechts één sleutel van de auto was en dat deze op de gebruikelijke plek in huis lag, wat de mogelijkheid uitsloot dat iemand anders de auto had bestuurd. Het hof oordeelde dat de verdachte na het nuttigen van alcohol de auto had bestuurd en het ongeval had veroorzaakt. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van 600 euro en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden. Het hof hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten en zijn beroep als internationaal vrachtwagenchauffeur. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000027-11
Parketnummer eerste aanleg: 19-130716-10
Arrest van 15 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 17 september 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte mr. C.C.N. Brens-Cats, advocaat te [plaats].
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van de hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 27 december 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 340 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
feit 2:
hij op of omstreeks 27 december 2009 te [plaats], gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [straat], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten ANWB) letsel en/of schade was toegebracht.
Overweging ten aanzien van het bewijs
In de vroege ochtend van 27 december 2009 trof de politie, na een melding, een zwaar beschadigde personenauto, Volkswagen Polo, in de berm van de [straat] te [plaats] aan. Uit sporenonderzoek kon blijken dat met deze auto een wegbewijzeringbord van de ANWB uit de grond was gereden1. Bij de auto werden door de politie geen personen aangetroffen, de auto was afgesloten en er bevond zich geen sleutel in het contactslot2. De vader van verdachte heeft bij herhaling tegenover de politie verklaard dat hij en zijn vrouw op 26 december 2009 vroeg naar bed zijn gegaan, dat zij slechts één sleutel van deze auto hebben3, en dat die sleutel - op het moment dat de politie in de ochtend van 27 december 2009 bij hun huis kwam - op de plaats lag waar hij altijd ligt. De vader heeft voorts verklaard dat verdachte thuis in de woonkamer was, toen zijn vrouw en hij op 26 december 2009 naar bed gingen en dat zij geen alcoholhoudende drank in huis hebben. Verdachte was thuis toen de politie in de ochtend van 27 december 2009 bij hem huis kwam4. Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat voor zover hem bekend is, er maar één sleutel bij de Volkswagen Polo is5.
Een getuige heeft verklaard dat hij op 27 december 2009 omstreeks 05.10 uur op de [straat] te [plaats] een Volkswagen Polo met forse schade zag staan. Bij deze auto zag hij tevens een persoon, te weten een man van ongeveer 25 jaar, staan6.
Op 27 december 2009 om 06.15 uur heeft verdachte een blaastest afgelegd en om 06.49 uur heeft verdachte geblazen voor een ademanalyse-onderzoek. Het resultaat van dit ademonderzoek bedroeg 340 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht.
Verdachte heeft ontkend dat hij in de nacht van 26 op 27 december 2009 in de auto van zijn ouders heeft gereden. Door of namens verdachte is niet - onderbouwd - aangevoerd dat mogelijk door een ander dan verdachte in die auto is gereden. Uit de omstandigheid dat de vader van verdachte stelt dat hij geen alcoholhoudende drank in huis heeft, terwijl verdachte, die toen zijn ouders naar bed gingen alleen in de woonkamer van de ouderlijke woning achterbleef, de volgende ochtend rond 06.00 uur in diezelfde woning uit bed wordt gehaald waarna komt vast te staan dat hij alcoholhoudende drank heeft genuttigd, vloeit naar het oordeel van het hof voort dat verdachte nadat zijn ouders naar bed zijn gegaan de ouderlijke woning heeft verlaten om ergens alcoholhoudende drank te nuttigen. Nu daarbij komt dat de auto van de ouders zwaar beschadigd op een andere plaats wordt aangetroffen, terwijl de enige sleutel die men bij die auto heeft wordt aangetroffen op de gebruikelijke plaats in de ouderlijke woning, waar niet is ingebroken7, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat verdachte - na gebruik van alcoholhoudende drank - in die auto heeft gereden, er een eenzijdige aanrijding mee heeft gehad, de auto heeft afgesloten, de plaats van het ongeval heeft verlaten en, na thuiskomst, de sleutel weer op zijn gewone plaats heeft teruggelegd. De omstandigheid dat een getuige bij de plaats van het ongeval een man van ongeveer 25 jaar oud heeft gezien ondersteunt deze gevolgtrekking.
De na te melden door de advocaat-generaal gestelde mogelijke alternatieven, die overigens door of namens verdachte niet bij wijze van verweer zijn gevoerd, kunnen naar het oordeel van het hof als onwaarschijnlijk worden gepasseerd.
De mogelijkheid dat iemand de - enige - sleutel van de auto heeft gestolen, om vervolgens met die auto een eenzijdig ongeval te veroorzaken, strandt reeds op de omstandigheid dat het volslagen onaannemelijk is te achten dat de dief na het ongeval de moeite zou hebben genomen om - te voet - naar de woning van verdachte terug te gaan en nogmaals in te breken - zonder braaksporen achter te laten - om de sleutel weer terug te leggen.
De mogelijkheid dat er, zonder dat verdachte en zijn ouders dat weten, toch nog iemand over een tweede sleutel van de auto beschikt, waarbij die persoon in deze nacht met de auto is gaan rijden en daarmee een eenzijdig ongeval heeft veroorzaakt, gaat voorbij aan de omstandigheid dat verdachte onder invloed van alcoholhoudende drank werd aangetroffen hoewel in de ouderlijke woning geen alcoholhoudende drank aanwezig was, en verdachte daarover niet (gewoon) heeft verklaard terwijl er voor hem geen enkele reden was om dat niet te doen. Zo dit laatste al niet het geval mocht zijn, dan had het minst genomen op de weg van verdachte gelegen om op dit punt een gemotiveerd verweer te voeren.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
feit 1:
hij op 27 december 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 340 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
feit 2:
hij op 27 december 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op de [straat], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist aan een ander (te weten ANWB) schade was toegebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 1:
overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Op 27 december 2009 heeft verdachte een verkeersongeval veroorzaakt door met de auto van zijn ouders tegen een wegbewijzeringbord van de ANWB aan te rijden. Blijkens het proces-verbaal van politie8 is bij deze aanrijding het wegbewijzeringbord uit de grond gereden.
Verdachte heeft na deze aanrijding de auto op de plaats van het ongeval achtergelaten en is naar zijn ouderlijke woning teruggegaan. Kort daarop is verdachte aangehouden. Vervolgens heeft de politie een ademanalyse afgenomen. Verdachte heeft door met alcoholhoudende drank op een auto te besturen de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Dit gevaar heeft zich verwezenlijkt in het eenzijdige ongeval dat heeft plaatsgevonden. Door de plaats van het ongeval te verlaten en vervolgens na zijn aanhouding te ontkennen dat hij voor dit een en ander verantwoordelijk is, heeft verdachte getracht te verhinderen dat het slachtoffer van de aanrijding in staat werd gesteld hem aansprakelijk te stellen voor de geleden schade.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 31 januari 2011 blijkt, dat verdachte zowel in oktober 2004 als in mei 2009 wegens rijden onder invloed van alcohol is veroordeeld.
Het hof houdt bij de strafoplegging eveneens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte voor zover daarvan ter terechtzitting van het hof is gebleken. Verdachtes raadsvrouw heeft tijdens de zitting naar voren gebracht dat verdachte internationaal vrachtwagenchauffeur is.
Gelet op voorgaande acht het hof het passend een geldboete van na te melden hoogte en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur op te leggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van zeshonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twaalf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
ontzegt aan de veroordeelde ter zake van het onder onder 1 bewezen verklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van vier maanden;
beveelt, dat de bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. F.R. Vermeer, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier, zijnde mr. F.R. Vermeer buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.