ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1637

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000508-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren en verstrekken van amfetamine met vrijspraak voor witwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 15 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1969 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was vervolgd voor het aanwezig hebben en vervoeren van ruim 100 gram amfetamine, het verstrekken van amfetamine en het witwassen van een geldbedrag. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot straffen en een bijkomende straf. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 200 uren. Daarnaast werd verbeurdverklaring van in beslag genomen bankbiljetten en de teruggave van munten aan de verdachte gevorderd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 november 2009 opzettelijk ongeveer 101 gram amfetamine heeft vervoerd en dat hij in de periode van 1 december 2008 tot en met 9 november 2009 meermalen amfetamine heeft verstrekt aan een ander. De verdachte is vrijgesproken van het witwassen van een geldbedrag, omdat hij aannemelijk heeft gemaakt dat het geld niet door hem is witgewassen. Het hof heeft de verdachte strafbaar geacht en een werkstraf van 120 uren opgelegd, met vervangende hechtenis van 60 dagen indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. De tijd in voorlopige hechtenis wordt in mindering gebracht op de werkstraf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000508-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-880519-09
Arrest van 15 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 19 februari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
postadres: [postadres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.C.L. Crozier, advocaat te Sneek.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1, 2 en onder 3 primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand, met een proeftijd van twee jaren en tot een werkstraf voor de duur van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft voorts de verbeurdverklaring gevorderd van de in beslag genomen twaalf bankbiljetten van honderd euro. De advocaat-generaal heeft ten slotte gevorderd dat het hof de teruggave zal gelasten van de in beslag genomen vierendertig munten van twee euro aan verdachte.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 10 november 2009, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 101 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2008 tot en met 9 november 2009, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], in elk geval in het arrondissement Leeuwarden en/of elders in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk heeft vervoerd/verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt (aan [betrokkene]), in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) een hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3:
hij op of omstreeks 10 november 2009, te of bij [plaats], althans in Nederland, van (een) voorwerp(en), te weten één of meer bankbiljetten en/of muntgeld (met een gezamenlijke waarde van (ongeveer) 1300 euro), in ieder geval geld, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was of die/dat voorwerp(en) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist (althans redelijkerwijs kon vermoeden) dat het voorwerp (onmiddellijk of middellijk) afkomstig was uit enig misdrijf
en/of
één of meer voorwerp(en), te weten voornoemd(e) bankbiljet(ten)/geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen of omgezet of van dat/die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist (althans redelijkerwijs kon vermoeden) dat het/die voorwerp(en) (onmiddellijk of middellijk) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 3 primair en subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken, nu verdachte ter terechtzitting van het hof in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt dat het geld niet door hem is witgewassen.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
feit 1:
hij op 10 november 2009, te [plaats], opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 101 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2:
hij in de periode van 1 december 2008 tot en met 9 november 2009, in het arrondissement Leeuwarden, meermalen opzettelijk heeft verstrekt aan [betrokkene], een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 10 november 2009 schuldig gemaakt aan opzettelijke overtreding van de Opiumwet door een forse hoeveelheid amfetamine in de door hem bestuurde auto te vervoeren. Daarnaast heeft verdachte gedurende een langere periode amfetamine aan een ander verstrekt doordat hij zijn vriend verschillende keren heeft laten mee-gebruiken. De strafwaardigheid van overtredingen van de Opiumwet is in zijn algemeenheid gelegen in de ernstige bedreiging die het gebruik van drugs voor de volksgezondheid vormt en de met dit gebruik gepaard gaande criminaliteit.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 31 januari 2011 is gebleken dat verdachte zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan overtredingen van de Opiumwet.
Gelet op het voorgaande zal het hof aan verdachte een werkstraf opleggen van na te noemen duur, welke straf het hof passend en geboden acht.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
gelast de teruggave aan verdachte van:
- twaalf biljetten van honderd euro;
- vierendertig munten van twee euro (in een buisje voor vitaminepillen).
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. F.R. Vermeer, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier, zijnde mr. F.R. Vermeer buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.