Parketnummer: 24-002494-10
Parketnummers eerste aanleg: 18-018020-10, 18-023681-10, 18-905728-08 (TUL) en 18-906828-08 (TUL)
Arrest van 15 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 22 september 2010 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 18-018020-10 en 18-023681-10 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1958] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. G. Bakker, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot straffen en bijkomende straffen en heeft op twee vorderingen tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte wegens de in zaak A en in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten zal beslissen overeenkomstig de eerste rechter, met uitzondering van de verbeurdverklaring van de in beslag genomen bromfiets. De advocaat-generaal vordert dat het hof de teruggave van die bromfiets aan verdachte zal gelasten.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zaak A feit 1:
hij op of omstreeks 16 november 2009 in de gemeente [gemeente] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [straat], een motorrijtuig, (bromfiets), heeft bestuurd;
zaak B feit 1:
hij op of omstreeks 22 oktober 2009 te [plaats] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [straat] te [plaats], een motorrijtuig, (bromfiets), heeft bestuurd;
zaak B feit 2:
hij op of omstreeks 22 oktober 2009 te [plaats] als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn/haar adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 625 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder rijbewijs.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
zaak A feit 1:
hij op 16 november 2009 in de gemeente [gemeente] terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [straat], een motorrijtuig (bromfiets), heeft bestuurd;
zaak B feit 1:
hij op 22 oktober 2009 te [plaats] terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [straat] te [plaats], een motorrijtuig (bromfiets), heeft bestuurd;
zaak B feit 2:
hij op 22 oktober 2009 te [plaats] als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 625 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder rijbewijs.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A en in zaak B onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
zaak A:
overtreding van artikel 9, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
zaak B onder 1:
overtreding van artikel 9, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
zaak B onder 2:
overtreding van artikel 8, vierde lid, in verband met artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 22 oktober 2009 en op 16 november 2009 schuldig gemaakt aan het besturen van een bromfiets, terwijl hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen bij rechterlijke uitspraak was ontzegd. Tevens heeft verdachte op 22 oktober 2009 de bromfiets bestuurd terwijl na onderzoek bleek dat het alcoholgehalte van zijn adem ruimschoots de maximaal toegestane hoeveelheid overschreed. Verdachte heeft op deze wijze de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht, en bovendien heeft verdachte met zijn handelen op 22 oktober 2009 en 16 november 2009 een eerdere rechterlijke uitspraak genegeerd.
Uit het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 januari 2011 volgt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld wegens het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde en in hoger beroep door de advocaat-generaal opnieuw gevorderde straffen passende sancties zijn. Verdachte en zijn raadsman hebben zich ter terechtzitting van het hof ook niet verzet tegen de in eerste aanleg opgelegde straffen.
Het hoger beroep is blijkens de verklaring van verdachte slechts gericht tegen de verbeurdverklaring van de onder hem in beslag genomen bromfiets. Verdachte heeft een verklaring van zijn huisarts overgelegd waaruit blijkt dat verdachte een moeilijk te behandelen diabeet is en dat lichaamsbeweging voor hem zeer belangrijk is. Op advies van zijn huisarts wil verdachte een zogenaamde 'fiets met trapondersteuning' kopen. Omdat hij over onvoldoende financiële middelen beschikt, zou hij de in beslag genomen bromscooter willen verkopen, zodat hij met de opbrengst zo'n fiets kan betalen.
Het hof acht het, gelet op de onderbouwde stelling rond zijn gezondheidstoestand, het belang terzake het aanschaffen van een 'fiets met trapondersteuning', en zijn draagkracht, opportuun dat de onder verdachte in beslag genomen bromfiets aan hem wordt teruggegeven zodat verdachte deze kan verkopen en hij de opbrengst kan aanwenden voor de aanschaf van een 'fiets met trapondersteuning'.
Tenuitvoerlegging (18-905728-08)
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 4 december 2008 is verdachte onder meer veroordeeld tot een geldboete van tweehonderdtachtig euro, subsidiair vijf dagen hechtenis, waarvan honderdveertig euro, subsidiair twee dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 19 december 2008, op welke datum tevens de proeftijd is ingegaan. De officier van justitie heeft op 18 februari 2010 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde geldboete omdat verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig zou hebben gemaakt aan het in zaak A ten laste gelegde feit.
Nu gebleken is dat verdachte het hiervoor in zaak A bewezen verklaarde feit heeft begaan vóór het einde van de proeftijd, zal het hof de vordering toewijzen en de tenuitvoerlegging van voormelde geldboete gelasten.
Tenuitvoerlegging (18-906828-08)
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 11 december 2008 is verdachte onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 30 december 2008, op welke datum tevens de proeftijd is ingegaan. De officier van justitie heeft op 18 februari 2010 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde rijontzegging omdat verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig zou hebben gemaakt aan het in zaak A ten laste gelegde feit.
Nu gebleken is dat verdachte het hiervoor in zaak A bewezen verklaarde feit heeft begaan vóór het einde van de proeftijd, zal het hof de vordering toewijzen en de tenuitvoerlegging van voormelde rijontzegging gelasten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 23, 24, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A en in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A en in zaak B onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast;
ontzegt aan de veroordeelde ter zake van het onder in zaak B onder 2 bewezen verklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van vier maanden ;
gelast de teruggave aan verdachte van:
1 bromfiets (bromscooter) met kenteken [kenteken];
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter te Groningen van 4 december 2008 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
een geldboete van honderdveertig euro, met bevel voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van twee dagen zal worden toegepast;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter te Groningen van 11 december 2008 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. F.R. Vermeer, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier, zijnde mr. F.R. Vermeer buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.