Parketnummer: 24-002437-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-130940-10
Arrest van 15 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 6 oktober 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
postadres:[postadres],
opgegeven ter terechtzitting: wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en een maatregel, en heeft voorts beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een werkstraf voor de duur van tweehonderdveertig uren, subsidiair honderdtwintig dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft voorts toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en oplegging van een schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 3 februari 2010, te [plaats], (althans) in de gemeente Leeuwarden, toen een politieambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had aangehouden en had vastgegrepen, althans vast had, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening, heeft verzet door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te brengen en/of die politieambtenaar (krachtig) van zich heeft afgeduwd;
feit 2:
verdachte op of omstreeks 3 februari 2010, te [plaats], (althans) in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten de hoofdagent van de spoorwegpolitie, [benadeelde] geheten, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen, in elk geval eenmaal, (krachtig) al dan niet met (een) tot vuist gebalde hand(en) in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen of gestompt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
feit 1:
hij op 3 februari 2010 te [plaats], toen een politieambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had aangehouden en had vastgegrepen, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te brengen en die politieambtenaar krachtig van zich heeft afgeduwd;
feit 2:
verdachte op 3 februari 2010 te [plaats], opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten de hoofdagent van de spoorwegpolitie, [benadeelde] geheten, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening meermalen met een tot vuist gebalde hand tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 2:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 3 februari 2010 schuldig gemaakt aan mishandeling van een politieambtenaar en wederspannigheid. Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij agressie heeft gebruikt tegen een politieman die niets anders dan zijn werk deed en die gezien de rol die hij in de samenleving vervult, respect verdient. Het met geweld belemmeren van een politieambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn taak, is niet te tolereren en dient streng te worden bestraft.
Het hof heeft kennisgenomen van een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 31 januari 2011, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Het hof acht, mede gelet op hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, aannemelijk dat verdachte, die de afgelopen vier jaren een zwervend bestaan heeft geleid, zijn leven inmiddels wat op de rails lijkt te krijgen. Verdachte zal via een uitzendbureau gaan werken en hij beschikt vanaf maandag 4 april 2011 over een huurwoning. Voorts blijkt uit voormeld uittreksel uit de Justitiële Documentatie dat na de onderhavige zaak geen nieuwe justitiecontacten hebben plaatsgevonden.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zes weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede een werkstraf voor de duur van honderdtachtig uren, subsidiair negentig dagen vervangende hechtenis, een passende, en tevens noodzakelijke bestraffing vormen. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient hierbij tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg is toegewezen en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd.
Blijkens het voegingsformulier benadeelde partijen in het strafproces vordert de benadeelde partij vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 100,00.
Het hof acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar, nu naar het oordeel van het hof voldoende is komen vast te staan dat door het onder 2 bewezen verklaarde feit aan de benadeelde partij schade is berokkend en dat de schade aan verdachte kan worden toegerekend. Verdachte heeft dit ook niet betwist.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien verdachte jegens voornoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal het hof voornoemd bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 180, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes weken;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van negentig dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van honderd euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt
- tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van honderd euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twee dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. F.R. Vermeer, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier, zijnde mr. F.R. Vermeer buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.