ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1148
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- J.J. Beswerda
- W.M. van Schuijlenburg
- H.M. Poelman
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep tegen beslissing van de rechtbank inzake gevangenhouding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 12 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie tegen een beslissing van de rechtbank. De rechtbank had de vordering tot gevangenhouding van de verdachte afgewezen, maar het openbaar ministerie stelde hoger beroep in. De raadsman van de verdachte betoogde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de vordering tot gevangenhouding was toegewezen. Het hof oordeelde echter dat de vordering in zoverre niet was toegewezen, waardoor het openbaar ministerie ontvankelijk was in het hoger beroep.
Het hof beoordeelde vervolgens of er ernstige bezwaren bestonden tegen de verdachte met betrekking tot de feiten die in het bevel tot bewaring waren opgenomen. De rechtbank had geoordeeld dat er geen ernstige bezwaren waren voor de primair tenlastegelegde feiten, maar wel voor dood door schuld en het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel door schuld. Het hof kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood van de slachtoffers, en dat de recidivegrond voor voorlopige hechtenis niet aanwezig was. Het hof benadrukte dat de publieke verontwaardiging over het rijgedrag van de verdachte niet voldoende was om voorlopige hechtenis te rechtvaardigen, aangezien de maximale straf voor dood door schuld in het verkeer niet meer dan negen jaren bedraagt.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd, de vordering tot gevangenhouding afgewezen en de onmiddellijke invrijheidsstelling van de verdachte bevolen. Deze uitspraak onderstreept de strikte wettelijke voorschriften die gelden voor voorlopige hechtenis en de noodzaak van voldoende bewijs voor ernstige bezwaren tegen de verdachte.