ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1096

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
5 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.021.079/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling van opleidingskosten en verwachtingen gewekt bij werknemer

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, ging het om een hoger beroep van Provenu B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Groningen, sector kanton. De zaak betreft de terugbetaling van opleidingskosten door Provenu aan [geïntimeerde], die een opleiding tot Provenu-coach had gevolgd. [geïntimeerde] had voorafgaand aan de opleiding een bedrag van € 7.407,85 betaald, met de verwachting dat hij na het succesvol afronden van de opleiding een aanstelling zou krijgen. Echter, na het afronden van de opleiding werd hij niet in dienst genomen, wat leidde tot een geschil over de terugbetaling van de opleidingskosten.

In eerste aanleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat de opleidingsovereenkomst door [geïntimeerde] was vernietigd en heeft Provenu veroordeeld tot terugbetaling van het betaalde bedrag, vermeerderd met rente. Provenu ging in hoger beroep, waarbij zij de grieven richtte tegen de toewijzing van de vordering van [geïntimeerde]. Het hof heeft de grieven van Provenu beoordeeld en geconcludeerd dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat Provenu de verwachtingen die zij bij [geïntimeerde] had gewekt, niet had waargemaakt. Het hof onderschreef de motivering van de kantonrechter en oordeelde dat Provenu verantwoordelijk was voor de gevolgen van de door haar verstrekte informatie.

Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij Provenu werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van de verwachtingen die werkgevers wekken bij werknemers en de verplichting om deze verwachtingen waar te maken, vooral in het kader van opleidingskosten.

Uitspraak

Arrest d.d. 5 april 2011
Zaaknummer 200.021.079/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Provenu B.V.,
gevestigd te Haren,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna te noemen: Provenu,
advocaat: mr. E.Tj. van Dalen, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. J. Bonnema, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen achtereenvolgens uitgesproken op 27 september 2007 en 6 november 2008 door de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen (hierna: de kanton-rechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 15 december 2008 is door Provenu hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 6 november 2008 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 13 januari 2009.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"(…) bij arrest, bij voorraad uitvoerbaar, het op 6 november 2008 door de Rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen, zowel in conventie als in reconventie tussen partijen gewezen vonnis te vernietigen, en, opnieuw recht doende, in conventie alsnog geïntimeerde in zijn conventionele vorderingen niet ontvankelijk te verklaren dan wel zijn conventionele vordering af te wijzen en in reconventie geïntimeerde alsnog te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan appellante te betalen een bedrag ad
€ 25.000,00 met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
"(…) dat uw Gerechtshof, uitvoerbaar bij voorraad, en zonodig onder verbetering en/of aanvulling der gronden, zal bevestigen het vonnis van de Rechtbank Groningen, sector Kanton, locatie Groningen van 6 november 2008 (zaak/rolnummer 330290 / CV EXPL 07-7026) tussen partijen gewezen, met veroordeling van appellante in de kosten van het hoger beroep."
Tot slot hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Provenu heeft vier grieven opgeworpen, waarvan de eerste is onderverdeeld in vijf (sub-)grieven.
De beoordeling
de feiten
1. De weergave door de kantonrechter van de vaststaande feiten in overweging 2 van het aangevallen vonnis van 6 november 2008 is noch door grieven noch anders-zins bestreden, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
Het hof zal die feiten hieronder verkort weergeven.
1.1 [geïntimeerde] is na een sollicitatieprocedure in mei/juni 2005 door Provenu toegelaten tot de door haar verzorgde interne opleiding tot Provenu coach. Voorafgaande aan het aangaan van de opleidingsovereenkomst heeft Provenu [geïntimeerde] informatie over de opleiding en, na succesvol afronden daarvan, een gegarandeerde daarop volgende aanstelling toegezonden. Provenu zocht mensen die minimaal 20 uur per week voor haar wilden werken. Conform de voorwaarden van Provenu heeft [geïntimeerde] een bedrag van € 7.407,85 betaald om te worden toegelaten tot de opleiding. Provenu heeft [geïntimeerde] een op 2 mei 2006 gedateerd certificaat verstrekt, waarin is vermeld dat hij, [geïntimeerde], op 31 december 2006 (lees: 2005; hof) de opleiding tot Provenu-onderwijsarchitect heeft afgerond.
1.2 Op 9 januari 2006 is [geïntimeerde] krachtens een voor drie maanden aangegane arbeidsovereenkomst bij Provenu in dienst getreden voor gemiddeld vier uur per week in de functie van Provenu-architect. Artikel 13 van de arbeidovereenkomst bevat een relatiebeding, waarvan de overtreding wordt bedreigd met een direct opeisbare boete van € 25.000,--.
De arbeidsovereenkomst is na ommekomst van de bepaalde tijd niet voortgezet.
1.3 Bij brief van 7 augustus 2006 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] met een beroep op vernietiging van de opleidingsovereenkomst op grond van dwaling en/of bedrog, Provenu gesommeerd tot terugbetaling van de opleidingskosten, vermeerderd met rente.
het geschil en de beslissing in eerste aanleg
2. [geïntimeerde] heeft na wijziging van eis gevorderd:
I) verklaring voor recht dat de tussen partijen aangegane opleidingsovereenkomst bij schrijven van 7 augustus 2006 is vernietigd, althans die overeenkomst alsnog te vernietigen,
II) de opleidingsovereenkomst te ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden, althans die zodanig te wijzigen dat het door [geïntimeerde] betaalde bedrag aan garantstelling ad € 7.407,85 door Provenu aan hem wordt gerestitueerd,
III) Provenu te veroordelen tot betaling van:
a. € 7.407,85 al dan niet ten titel van schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 juni 2007,
b. de wettelijke rente over voormeld bedrag tot 1 juni 2007, zijnde € 584,28, en
c. een bedrag van € 350,-- ter zake van buitengerechtelijke kosten.
2.1 Provenu heeft zich tegen de vorderingen verweerd en in reconventie betaling door [geïntimeerde] gevorderd van een bedrag van € 25.000,--, zijnde de boete wegens overtreding van het in de arbeidsovereenkomst opgenomen relatiebeding. [geïntimeerde] heeft tegen deze vordering verweer gevoerd.
2.2 Na bij tussenvonnis van 27 september 2007 een comparitie van partijen te hebben gelast, welke op 29 november 2007 heeft plaatsgehad, heeft de kantonrechter bij eindvonnis van 6 november 2008 in conventie voor recht verklaard dat de tussen partijen afgesloten opleidingsovereenkomst bij schrijven van 7 augustus 2006 is vernietigd, Provenu veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag van € 8.342,13 met de wettelijke rente over € 7.407,85 vanaf 1 juni 2007 tot de voldoening, en Provenu veroordeeld in de kosten van het geding.
De kantonrechter heeft in reconventie de vordering van Provenu afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van de reconventie.
met betrekking tot de grieven
3. De grieven 1 en 1A t/m 1D zijn gericht tegen de overwegingen van de kantonrechter welke hebben geleid tot toewijzing van de vordering van [geïntimeerde] ter zake van de opleidingskosten ad € 7.407,85. Grief 2 klaagt dat de kantonrechter ten onrechte de vordering ter zake de rente en buitengerechtelijke kosten heeft toegewezen. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4. Het hof leest in de grieven en in de daarop gegeven toelichting geen andere relevante stellingen of verweren dan die welke reeds in eerste aanleg zijn aangevoerd en door de kantonrechter gemotiveerd zijn verworpen.
Het hof onderschrijft hetgeen de kantonrechter ter motivering van zijn beslissing heeft overwogen en neemt die motivering over.
4.1 In aanvulling hierop overweegt het hof nog het volgende. Anders dan Provenu kennelijk meent, kan het verbreken van de relatie tussen partijen niet op het bordje van [geïntimeerde] worden gelegd. [geïntimeerde] heeft er - op grond van de hem door Provenu verstrekte informatie vóór het aangaan van de opleidingsovereenkomst - gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat hij na het succesvol afronden van zijn opleiding bij Provenu in dienst zou treden en dat de door hem voor te schieten opleidingskosten aan hem zouden worden terugbetaald. Dat Provenu de door haar bij [geïntimeerde] gewekte verwachtingen niet waar heeft gemaakt, of heeft kunnen maken, komt voor haar rekening en risico. De "oplossingen" die Provenu zou hebben voorgesteld aan [geïntimeerde] zijn niet van dien aard dat van hem gevergd kon worden dat deze - in het licht van de bij hem gewekte verwachtingen - door hem zouden worden aanvaard.
Aan de stelling van Provenu in de memorie van grieven dat [geïntimeerde] het risico heeft genomen dat het niet mogelijk was om zijn opleiding adequaat af te ronden omdat hij doelbewust heeft gekozen voor een lager opleidingsbudget wordt, wat daarvan overigens ook zij, voorbij gegaan. Deze stelling verdraagt zich immers niet met het vaststaande feit dat Provenu aan [geïntimeerde] een certificaat heeft uitgereikt, waarin is vermeld dat laatstgenoemde de opleiding tot Provenu-onderwijsarchitect heeft afgerond.
Ook in hoger beroep heeft Provenu nagelaten haar stelling dat [geïntimeerde] de opleiding tot Provenu-coach niet succesvol heeft afgerond, te concretiseren en met bescheiden te onderbouwen. Om die reden gaat het hof voorbij aan het ter zake door Provenu gedane bewijsaanbod.
Anders dan Provenu ingang poogt te doen vinden, is van dwaling die uitsluitend een toekomstige omstandigheid betreft, geen sprake. De dwaling ziet op het niet-nakomen door Provenu van de voorafgaande aan het opleidingstraject gegeven informatie, waaronder die omtrent het aanbieden van een arbeidsovereenkomst. Dat de bij [geïntimeerde] gewekte verwachtingen uiteindelijk niet konden worden waar gemaakt, kan in het licht van de aard waaronder die zijn gegeven niet worden beschouwd als omstandigheid die in de toekomst ligt.
4.2 [geïntimeerde] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt. Dat, zoals Provenu heeft gesteld, de buitengerechtelijke werkzaamheden zich hebben beperkt tot het verzenden van slechts één brief, is door [geïntimeerde] met de bij dagvaarding in eerste aanleg overgelegde correspondentie, voldoende gelogenstraft. Het enkele feit dat [geïntimeerde] een rechtsbijstandverzekering heeft afgesloten, leidt niet tot een ander oordeel. De buitengerechtelijke kosten vormen vermogensschade aan de zijde van [geïntimeerde]. Indien [geïntimeerde] voor deze schade onvoorwaardelijk aanspraak kan maken op zijn rechtsbijstandsverzekering, zal in beginsel verrekening van de schade met deze uitkering op haar plaats zijn (vgl. Hoge Raad 1 oktober 2010, LJN BM7808). Dat deze situatie zich ook voordoet, heeft Provenu echter niet gesteld en ligt niet zonder meer voor de hand, nu de polisvoorwaarden van rechtsbijstand-verzekeringen doorgaans geen dekking verlenen voor zover aanspraak kan worden gemaakt op een vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
5. De grieven falen.
6. Grief 3 komt op tegen de afwijzing van de reconventionele vordering van Provenu.
7. De grief is een herhaling van het op dit punt in eerste aanleg door Provenu ingenomen standpunt. De kantonrechter heeft in de door de grief bestreden overwegingen gemotiveerd aangegeven waarom hij van oordeel is dat de reconventionele vordering van Provenu dient te worden afgewezen.
Het hof onderschrijft die motivering en maakt die tot de zijne.
8. Ook deze grief faalt.
9. Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot het oordeel dat het vonnis van de kantonrechter zowel in conventie als in reconventie stand houdt. Dat betekent voorts dat Provenu als in eerste aanleg in het ongelijk gestelde partij de proceskosten in conventie en in reconventie dient te dragen. Daaruit volgt dat ook grief 4, die klaagt over de proceskostenveroordeling, tevergeefs is voorgedragen.
Slotsom
10. Het vonnis van de kantonrechter van 6 november 2008 waarvan beroep dient te worden bekrachtigd.
Provenu zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep (1 procespunt, tarief I).
Beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van 6 november 2008 waarvan beroep;
veroordeelt Provenu in de kosten van het geding in eerste aanleg en begroot die aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden gevallen op € 254,-- aan verschotten en op € 632,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter, M.E.L. Fikkers en R.A. Zuidema, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 5 april 2011, in bijzijn van de griffier.