ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1015

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001919-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en poging tot gekwalificeerde diefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 12 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken voor mishandeling in de relationele sfeer en een poging tot gekwalificeerde diefstal. De feiten vonden plaats in de periode van juni en juli 2009. De verdachte heeft zijn ex-vriendin mishandeld door haar met kracht tegen het achterhoofd te slaan, wat leidde tot letsel en pijn. Daarnaast heeft hij geprobeerd een auto te stelen, waarbij hij samen met een medeverdachte de toegang tot de auto heeft geprobeerd te verkrijgen door middel van braak.

De raadsvrouw van de verdachte heeft in hoger beroep verschillende bewijsverweren gevoerd, maar het hof heeft deze grotendeels verworpen. De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf van een maand geëist, maar het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van een van de ten laste gelegde feiten, maar heeft de mishandeling en de poging tot diefstal bewezen verklaard.

Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, wat het hof als een verergerende omstandigheid heeft beschouwd. De benadeelde partij heeft een vordering ingediend, maar deze is niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking had, is vrijgesproken. Het hof heeft de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één maand, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001919-10
Parketnummers eerste aanleg: 17-755363-09 en 17-754322-08 (tul)
Arrest van 12 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 3 augustus 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats],
volgens de gegevens van de Gemeentelijke Basisadministratie wonende te [woonplaats], [adres], doch feitelijk zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte, mr. D. van den Broek, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij en daarbij een maatregel opgelegd en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte voor het onder 1, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 230,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de tenuitvoerlegging zal gelasten van een gevangenisstraf voor de duur van een maand, de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden van 28 oktober 2008.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 26 juni 2009, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), met kracht tegen het (achter)hoofd heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij in of omstreeks het tijdvak omvattende 19 juli 2009 en 20 juli 2009, te of bij [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een (personen)auto (voorzien van het kenteken: [kenteken]), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die personenauto te verschaffen en/of die weg te nemen personenauto onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen opzettelijk een ruit van een portier naar buiten hebben/heeft getrokken / verbogen en/of vervolgens het portier van de auto hebben/heeft geopend / opengetrokken en/of een afdekklep van de stuurkolom hebben/heeft kapotgetrokken / verbroken en/of de bedrading hebben / heeft losgetrokken / doorgeknipt / stukgemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks het tijdvak omvattende 19 juli 2009 en 20 juli 2009, te [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto (voorzien van het kenteken: [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/orf beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij in of omstreeks het tijdvak omvattende 19 juli 2009 en 20 juli 2009, te [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een (personen)auto (voorzien van het kenteken: [kenteken]), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die personenauto te verschaffen en/of die weg te nemen personenauto onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen opzettelijk met kracht het portier heeft verbogen en/of geforceerd en/of (vervolgens) door de onstane opening in de auto zijn/is geklommen en/of een afdekplaatje van de stuurkolom hebben/heeft losgetrokken / verwijderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks het tijdvak omvattende 19 juli 2009 en 20 juli 2009, te of bij [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto (voorzien van het kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Vrijspraak
Hoewel de modus operandi alsmede de pleegplaats van het onder 2 ten laste gelegde overeenkomen met de omstandigheden waaronder het onder 3 wel bewezen te verklaren feit is begaan, acht het hof - anders dan de advocaat-generaal - onvoldoende wettig bewijs voorhanden voor hetgeen onder 2 aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Het hof heeft daarbij overwogen dat verdachte niet in de betreffende auto is gezien. Voorts heeft het hof gelet op de relatering van verbalisanten dat in het betreffende gebied recentelijk meerdere auto-inbraken zijn gepleegd.
Overwegingen omtrent het bewijs van het onder 1 ten laste gelegde
Aan verdachte is onder 1 ten laste gelegd dat hij zijn ex-vriendin, [slachtoffer 1], heeft mishandeld door haar tegen het achterhoofd te slaan dan wel te stompen. Verdachte heeft aanvankelijk meermalen volledig ontkend dat hij aangeefster, althans bij die gelegenheid, heeft geslagen. In een aan het dossier toegevoegde schriftelijke verklaring d.d. 10 juni 2010 stelt hij aangeefster slechts een duwtje in de rug te hebben gegeven. De raadsvrouw heeft het hof verzocht - met een beroep op de door de jurisprudentie aangescherpte nullus testis-regel ex artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering - verdachte vrij te spreken, nu de aangifte niet door enig bewijsmiddel wordt ondersteund.
Het hof deelt dit standpunt niet. Aangeefster heeft verklaard dat zij, toen zij met een vriendin, getuige [getuige 1], over de kermis van [plaats 1] liep, een harde vuistslag tegen haar achterhoofd voelde. Nadat het haar even zwart voor de ogen was geweest, draaide zij zich om en zag verdachte, haar ex-vriend, achter zich staan. Getuige [getuige 1] is gehoord ter terechtzitting van de politierechter. Zij heeft bij die gelegenheid verklaard te hebben gezien dat het hoofd van aangeefster plotseling heftig naar voren bewoog. Direct daarna zag zij dat verdachte zich achter aangeefster bevond. Hij stond nog in gevechtshouding, met de armen omhoog.
Het is juist dat aangeefster noch getuige [getuige 1] verdachte daadwerkelijk hebben zien slaan, hetgeen in de rede ligt als men van achteren wordt benaderd. Niettemin is het hof - anders dan de raadsvrouw - van oordeel dat de aangifte in voldoende mate wordt gesteund door de verklaring van [getuige 1]. Haar waarnemingen van zowel de reflex van aangeefster als de houding van verdachte passen veeleer bij een klap op of stomp tegen het achterhoofd dan bij een duw in de rug. Het komt het hof daarnaast voor dat verdachtes schriftelijke verklaring, als zou hij zich hebben beperkt tot het geven van een duwtje tegen de rug van aangeefster, is ingegeven door het besef dat - gelet op de voorhanden zijnde verklaringen - het erkennen van enige betrokkenheid geloofwaardiger is dan een algehele ontkenning.
Het hof acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Overwegingen omtrent het bewijs van het onder 3 ten laste gelegde
Verdachte wordt onder 3 verweten dat hij zich tezamen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een poging een auto te stelen, subsidiair ten laste gelegd als het medeplegen van vernieling van die auto. Een en ander vond plaats op het parkeerterrein van een camping te [plaats 2]. Verdachte ontkent elke betrokkenheid. De raadsvrouw heeft verzocht verdachte van dit feit vrij te spreken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Het hof heeft - naast de aangifte - gelet op de verklaring van getuige [getuige 2], beveiligingsmedewerker van de betreffende camping. Hij heeft verklaard - welke verklaring wordt bevestigd door medebeveiliger [getuige 3] - te hebben gezien dat twee manspersonen zich in de in de aangifte beschreven Renault Twingo, met Nederlands kenteken, bevonden. Het ging om dezelfde personen als die zich even later in de politieauto bevonden, te weten verdachte en medeverdachte [medeverdachte].
De auto bleek aan de bestuurderszijde met geweld te zijn opengebroken. Het afdekklepje onder de stuurkolom was verwijderd. Voornoemde medeverdachte heeft verklaard dat hij tezamen met verdachte in een auto heeft gezeten. Dat het een auto betrof waarin was ingebroken 'kon wel kloppen'. Vanwege zijn overvloedig alcoholgebruik die avond zegt hij zich geen nadere bijzonderheden te herinneren, behalve dan dat zij de auto wilden lenen om thuis te komen.
Op grond van het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 26 juni 2009, te [plaats 1], opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1], met kracht tegen het achterhoofd heeft gestompt of geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
3.
hij in het tijdvak omvattende 19 juli 2009 en 20 juli 2009, te [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een personenauto, voorzien van het kenteken: [kenteken], toebehorende aan [slachtoffer 2], en zich daarbij de toegang tot die personenauto te verschaffen en die weg te nemen personenauto onder hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en inklimming, met zijn mededader, opzettelijk met kracht het portier heeft verbogen en/of geforceerd en vervolgens door de onstane opening in de auto is geklommen en een afdekplaatje van de stuurkolom heeft losgetrokken / verwijderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1.
mishandeling;
3 primair.
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling in de relationele sfeer en aan een poging tot gekwalificeerde diefstal. Hij heeft zich daarmee respectloos getoond ten aanzien van de lichamelijke integriteit van zijn ex-vriendin respectievelijk de eigendomsrechten van een ander.
Verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten ontkend. Het hof leidt daaruit af dat hij geen verantwoordelijkheid wenst te aanvaarden voor hetgeen hij anderen aandoet.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 januari 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten met een geweldsaspect alsmede voor een vermogensdelict.
Uit de door de raadsvrouw verstrekte informatie komt naar voren dat verdachte in juli 2010 als ongewenst vreemdeling is uitgezet naar zijn geboorteland Servië. Volgens diezelfde informatie heeft hij aldaar inmiddels een bestaan opgebouwd.
Zo dat al - gelet op de ernst van de feiten en verdachtes documentatie - in de rede zou liggen, maakt dat gegeven een taakstrafafdoening onmogelijk. Voorts is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een voorwaardelijke straf van welke modaliteit dan ook, zoals door de raadsvrouw is verzocht. Het hof acht slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Dat deze duur korter is dan door de advocaat-generaal is gevorderd is gelegen in het feit dat het hof verdachte heeft vrijgesproken van het hem onder 2 ten laste gelegde.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij
[benadeelde], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering ad € 230,- in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Nu de verdachte is vrijgesproken van het feit, waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft en derhalve voor dat feit geen straf of maatregel wordt opgelegd, terwijl evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dient de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Tenuitvoerlegging (17-754322-08)
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Leeuwarden d.d. 28 oktober 2008 is veroordeelde veroordeeld tot - onder meer - een gevangenisstraf voor de duur van een maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op
12 november 2008. De officier van justitie vordert d.d. 27 april 2010 dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde maand gevangenisstraf ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis bevel was gegeven, dat deze voorwaardelijk niet zou worden ten uitvoer gelegd, om reden dat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het in de zaak met het oorspronkelijke parketnummer 17-755363-09 ten laste gelegde feit.
Nu gebleken is dat veroordeelde de hiervoor bewezen verklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging gelasten van voormelde gevangenisstraf voor de duur van een maand. Het hof ziet geen aanleiding om, zoals door de raadsvrouw verzocht, de proeftijd te verlengen of anderszins niet over te gaan tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 45, 57, 300, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 en 3 primair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van drie weken;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden van 28 oktober 2008 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter, mr. J.A.A.M. van Veen en mr. H.K. Elzinga, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Elzinga voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.