ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0985

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002336-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging en medeplegen van mishandeling door portiers in horecagelegenheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 12 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, werkzaam als portier in een horecagelegenheid, was in hoger beroep gekomen tegen zijn veroordeling voor openlijke geweldpleging en medeplegen van mishandeling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte handelden vanuit hun verantwoordelijkheden als portiers en dat er geen sprake was van geweld in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. De feiten vonden plaats op 7 juni 2009, toen de aangever, in een discussie over de huisregels, de ingang van de horecagelegenheid hinderlijk versperde. De verdachte heeft de aangever een duw gegeven, waarna een schermutseling ontstond. Het hof oordeelde dat de handelingen van de verdachte en zijn medeverdachte, zoals het geven van een duw en het gecontroleerd naar de grond brengen van de aangever, niet bewezen waren als geweldpleging of mishandeling. De pijnklachten van de aangever waren niet gerelateerd aan de bewezen verklaarde handelingen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002336-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-017332-10
Arrest van 12 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 22 september 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.S. Wachters, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte voor het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 500,-, subsidiair tien dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 7 juni 2009, in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het duwen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val kwam en/of het in een nekklem vastpakken van die [slachtoffer] en/of het ten val brengen van die [slachtoffer] en/of het schrijlings op die [slachtoffer] te gaan zitten toen die [slachtoffer] reeds op de grond lag, waarbij hij, verdachte, met zijn knieën, de keel van die [slachtoffer] heeft afgeklemd en/of heeft dichtgedrukt, ten gevolge waarvan de ademhaling van die [slachtoffer] (korte tijd) werd bemoeilijkt;
subsidiair, althans, indien het bovenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juni 2009, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) heeft geduwd, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val kwam, en/of die [slachtoffer] ten val heeft gebracht en/of schrijlings op die [slachtoffer] is gaan zitten toen die [slachtoffer] reeds op de grond lag, waarbij hij, verdachte met zijn knieën de keel van die [slachtoffer] heeft afgeklemd en/of dichtgedrukt, ten gevolge waarvan de ademhaling van die [slachtoffer] (korte tijd) werd bemoeilijkt, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Aan verdachte wordt verweten dat hij zich, tezamen met zijn medeverdachte [medeverdachte], schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging, subsidiair ten laste gelegd als het medeplegen van mishandeling. De verweten gedragingen vonden plaats tijdens zijn reguliere werkzaamheden, en die van zijn medeverdachte, als portier/beveiliger van een horecagelegenheid in de binnenstad van Groningen.
Op grond van de stukken en hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard acht het hof bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer] een duw(tje) heeft gegeven, toen laatstgenoemde in het kader van een discussie over de huisregels van de betreffende horecagelegenheid de ingang daarvan tijdens de drukke uitgaansavond hinderlijk versperde. Uit de verklaringen valt voorts af te leiden dat [slachtoffer] verdachte daarop in een reflex ter hoogte van de keel bij de kleding heeft gegrepen, waardoor beiden - min of meer struikelend over de zich voor de ingang bevindende treden - op het trottoir belandden. Het hof acht niet bewezen dat aangever als gevolg van de door verdachte gegeven duw ten val is gekomen, zoals ten laste gelegd.
Medeverdachte [medeverdachte] op zijn beurt verkeerde op grond van wat hij waarnam in de veronderstelling dat zijn collega, verdachte, door aangever werd aangevallen. Op grond van die inschatting achtte [medeverdachte] het vervolgens aangewezen om aangever - naar zijn zeggen op gecontroleerde wijze en met de intentie de ontstane situatie te doen de-escaleren - naar de grond te brengen.
Verdachte heeft vervolgens de politie gebeld en aangever op de grond in bedwang gehouden in afwachting van de komst van de politie. Medeverdachte [medeverdachte] heeft zijn plaats weer ingenomen bij de ingang.
De overige verweten gedragingen - waaronder het aanbrengen van een zogeheten nekklem en het afklemmen van de keel van aangever - acht het hof evenmin bewezen.
Het hof is van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] hebben gehandeld binnen de maatschappelijk aanvaardbare grenzen van hun taakuitoefening als portier, welke - met name - gericht is op het ordentelijke verloop in en om de horecagelegenheid. Voorts stelt het hof vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid en positie hebben gehandeld naar bevind van zaken zonder dat sprake is geweest van geweld in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. Evenmin is gebleken dat de handelingen van verdachte en [medeverdachte], voor zover bewezen, - namelijk het geven van een duw(tje) en het gecontroleerd naar de grond brengen en vervolgens in bedwang houden van aangever in afwachting van de komst van de politie - pijn dan wel letsel bij aangever hebben veroorzaakt. De pijnklachten waarover [slachtoffer] in zijn aangifte melding maakt zijn gerelateerd aan handelingen welke het hof niet bewezen acht.
Gelet op het vorenstaande acht het hof niet bewezen hetgeen primair en subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. H.K. Elzinga, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Elzinga voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.