ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0982

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001963-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging en bewezenverklaring mishandeling met noodweer als verweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Leeuwarden op 12 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor openlijke geweldpleging en mishandeling. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de openlijke geweldpleging, omdat niet is aangetoond dat hij deel uitmaakte van een groep die geweld heeft gepleegd. De verklaringen van de verdachte werden ondersteund door een onafhankelijke getuige, die bevestigde dat de aangevers provocerend gedrag vertoonden en dat de verdachte niet de confrontatie had geïnitieerd.

De bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling werd wel gehandhaafd. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk geweld had gepleegd tegen aangever [slachtoffer 2], door deze te slaan en te schoppen. De verdachte had echter een beroep gedaan op noodweer, wat door het hof werd gehonoreerd. Het hof concludeerde dat de verdachte zich verdedigde tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, en dat zijn handelingen proportioneel waren in de gegeven omstandigheden.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van de openlijke geweldpleging, terwijl de mishandeling als bewezen werd verklaard. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere jeugddetentie werd afgewezen, omdat de verdachte niet werd veroordeeld voor het bewezen verklaarde feit. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de verdachte van alle rechtsvervolging ontslagen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001963-09
Parketnummers eerste aanleg: 17-756416-08 en 17-682003-07 (tul)
Arrest van 12 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 26 juni 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D. van den Broek, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens het primair ten laste gelegde misdrijf veroordeeld tot een straf en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De omvang van het hoger beroep
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat - het hof begrijpt: ten aanzien van het primair ten laste gelegde - het een impliciet cumulatieve tenlastelegging betreft en de door de politierechter gegeven (partiële) vrijspraken de omvang van het hoger beroep beperken. Volgens de raadsvrouw bevat het primair ten laste gelegde vier strafbare feiten: de openlijke geweldpleging tegen aangever [slachtoffer 1] op de [straat] te [plaats], de openlijke geweldpleging tegen voornoemde aangever op het [straat] in diezelfde plaats, de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] op de [straat] en de openlijke geweldpleging tegen laatstgenoemde aangever op het [straat]. De politierechter heeft verdachte vrijgesproken van de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1], op beide locaties, en die tegen [slachtoffer 2] slechts bewezen verklaard waar het gaat om het geweld dat gepleegd zou zijn op de [straat]. Hieruit volgt dat de omvang van het hoger beroep moet worden beperkt tot het laatstgenoemde openlijke geweldpleging: voor zover tegen [slachtoffer 2] gericht en voor zover plaatsgevonden hebbende op de [straat]. Aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt hierover het navolgende.
Het hof is van oordeel dat de verdachte verweten gedragingen jegens beide aangevers en op beide locaties in een zodanig verband met elkaar staan dat niet kan worden gesproken van afzonderlijke, in de zin van artikel 407, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, gevoegde zaken. Het zijdens verdachte ingestelde hoger beroep zal dan ook worden opgevat als onbeperkt.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte voor het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en voorts tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging van 90 dagen jeugddetentie, de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Leeuwarden van 25 juni 2007, heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging zal gelasten,
voor zover het gaat om het nog niet ten uitvoer gelegde gedeelte van acht dagen jeugddetentie, en deze te vervangen door tien uur werkstraf.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 9 november 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat] en/of het [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (met kracht):
- met zijn (tot vuist gebalde) hand(en) in/tegen het gezicht/hoofd, en/of tegen het
lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] slaan en/of stompen (terwijl voornoemde
[slachtoffer 2] op de grond lag), en/of
- tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] trappen en/of schoppen (terwijl
voornoemde [slachtoffer 2] op de grond lag), en/of
- met zijn(tot vuist gebalde) hand(en) in/tegen het gezicht/hoofd, en/of tegen het
lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft slaan en/of stompen,
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 9 november 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]), meermalen, althans eenmaal (met kracht):
- met zijn (tot vuist gebalde) hand(en) in/tegen het gezicht/hoofd, en/of tegen het
lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of gestompt (terwijl
voornoemde [slachtoffer 2] op de grond lag), en/of
- tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft getrapt en/of geschopt
(terwijl voornoemde [slachtoffer 2] op de grond lag), en/of
- met zijn (tot vuist gebalde) hand(en) in/tegen het gezicht/hoofd, en/of tegen het
lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Aan verdachte is primair ten laste gelegd dat hij openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of beide broers [naam]. Uit de stukken en hetgeen door verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht blijkt evenwel niet dat verdachte op enigerlei wijze, in welk los verband dan ook, deel uitmaakte van een groep. Naar het oordeel van het hof valt uit de stukken af te leiden dat er - behalve het treffen tussen verdachte en één van beide aangevers - een confrontatie is geweest tussen aangevers en andere jongeren die zich ter plaatse bevonden. Niet blijkt van enige betrokkenheid tussen verdachte en de hiervoor bedoelde groep. Nu het bestanddeel "in vereniging" niet kan worden
bewezen, zal het hof verdachte reeds daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer 2] heeft geslagen en geschopt. Het hof acht niet bewezen dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 2] heeft geslagen en geschopt, terwijl hij op de grond lag. Het hof heeft daarbij - naast de op dit punt ontkennende verklaring van verdachte - gelet op het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant], waarin deze onder meer beschrijft dat "een hem onbekende jongen" daarvoor verantwoordelijk moet worden gehouden. De betreffende verbalisant kende verdachte ambtshalve en heeft diens naam en de hem toe te rekenen gedragingen in het proces-verbaal meermalen genoemd.
Het hof acht voorts niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 1].
Het hof acht derhalve bewezen dat:
hij op 9 november 2008 te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 2]:
- tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft
geslagen en/of gestompt, en
- tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft getrapt en/of geschopt
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling.
Strafbaarheid
Door en namens verdachte is, indien het hof tot een bewezenverklaring zou komen, een beroep gedaan op noodweer. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof van 29 maart 2011 verklaard dat hij één van beide aangevers weliswaar heeft geslagen en geschopt, maar dat hij dat deed omdat hij door die persoon zonder enige aanleiding werd achtervolgd en aangevallen. Het hof stelt vast dat deze lezing van de feiten steun vindt in die van de (onafhankelijke) getuige [getuige]. Zij is als uitbaatster van de horecagelegenheid van waaruit aangevers vertrokken getuige geweest - anders dan de later gearriveerde verbalisant [verbalisant] - van het begin van de incidenten. [getuige] heeft verklaard te hebben gezien dat aangevers zich provocerend gedroegen en dat één van hen de - zich van de schermutselingen verwijderende - verdachte tot tweemaal toe volgde en "een paar klappen uitdeelde". Voorts heeft aangever [slachtoffer 2] verklaard te hebben geslagen en met zijn broer achter 'de groep' te zijn aangelopen, want "we wilden ze pakken". Voornoemde aangever was aanvankelijk niet bereid om aangifte te doen.
Nu niet blijkt dat verdachte de confrontatie heeft geïnitieerd, gezocht of uitgelokt, acht het hof aannemelijk geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waartegen hij zich mocht verdedigen. De hiervoor bewezen verklaarde handelingen kunnen proportioneel worden geacht en gerechtvaardigd door de omstandigheden. Het hof acht het beroep op noodweer daarom gegrond en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
Tenuitvoerlegging (17-682003-07)
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Leeuwarden d.d. 25 juni 2007 is veroordeelde veroordeeld tot - onder meer - jeugddetentie voor de duur van 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op
10 juli 2007. De officier van justitie vordert d.d. 16 april 2009 dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde 90 dagen jeugddetentie ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis bevel was gegeven, dat deze voorwaardelijk niet zou worden ten uitvoer gelegd, om reden dat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het in de zaak met het oorspronkelijke parketnummer 17-756416-08 ten laste gelegde feit. Ter terechtzitting in eerste aanleg is gebleken dat van voornoemde
90 dagen reeds 82 dagen ten uitvoer zijn gelegd. De advocaat-generaal heeft dan ook gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging zal gelasten voor zover het gaat om het nog niet ten uitvoer gelegde gedeelte van acht dagen jeugddetentie en deze zal vervangen door tien uur werkstraf.
Het hof stelt vast dat veroordeelde het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft begaan vóór het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. Nu veroordeelde evenwel niet zal worden veroordeeld omdat er sprake is van een strafuitsluitingsgrond, zal het hof voormelde vordering van de officier van justitie afwijzen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 41 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van acht dagen jeugddetentie de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Leeuwarden van 25 juni 2007.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter, mr. J.A.A.M. van Veen en mr. H.K. Elzinga, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Elzinga voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.