parketnummer: 24-001523-10
parketnummers eerste aanleg: 17-675961-09 en 17-676137-08
Arrest van 12 april 2011 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 3 juni 2010 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 17-675961-09 en 17-676137-08 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.J. Buitenhuis, advocaat te Drachten.
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 29 maart 2011, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal vrijspreken ter zake van het in zaak A primair aan hem ten laste gelegde en hem ter zake van het in zaak A subsidiair en in zaak B aan hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van negentig uren, subsidiair vijfenveertig dagen vervangende jeugddetentie, waarvan dertig uren, subsidiair vijftien dagen vervangende jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde een verplicht contact met de jeugdreclassering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof komt tot een andere beslissing dan de eerste rechter.
Reeds daarom zal het vonnis worden vernietigd en opnieuw recht worden gedaan.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is in zaak A ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 09 september 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk en/of met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en/of na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] bij de keel heeft/hebben gegrepen en/of (meermalen en/of met kracht) een kopstoot tegen het hoofd en/of de slaap heeft/hebben gegeven en/of (met kracht) het hoofd (van die [slachtoffer]) tegen de muur heeft/hebben geduwd en/of die [slachtoffer] (meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) en/of knie en/of geschoeide voet(en)) tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam (waaronder de buik/maag en/of de lever) heeft/hebben geslagen en/of geschopt ((ook) nadat die [slachtoffer] op de grond lag en/of zijn bewustzijn had verloren), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 09 september 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het vastpakken en/of meesleuren van die [slachtoffer] en/of het bij de keel grijpen van die [slachtoffer] en/of het in de hoek en/of tegen de muur drukken en/of duwen van die [slachtoffer] en/of het (meermalen en/of met kracht) geven van een kopstoot tegen het hoofd en/of de slaap van die [slachtoffer] en/of het (met kracht) tegen de muur duwen van het hoofd van die [slachtoffer] en/of het (meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) en/of knie en/of geschoeide voet(en)) slaan en/of schoppen tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam (waaronder de buik/maag en/of de lever) van die [slachtoffer] ((ook) nadat die [slachtoffer] op de grond lag en/of zijn bewustzijn had verloren);
meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 09 september 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [slachtoffer], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk bij de keel heeft/hebben gegrepen en/of (meermalen en/of met kracht) een kopstoot tegen het hoofd en/of de slaap heeft/hebben gegeven en/of (met kracht) het hoofd van die [slachtoffer] tegen de muur heeft/hebben geduwd en/of (meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) en/of knie en/of geschoeide voet(en)) tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam (waaronder de buik/maag en/of de lever) heeft/hebben geslagen en/of geschopt ((ook) nadat die [slachtoffer] op de grond lag en/of zijn bewustzijn had verloren), tengevolge waarvan die [slachtoffer] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Aan de verdachte is in zaak B ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 14 september 2008, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen op of aan de [straat] aldaar) heeft weggenomen een (hand/schouder)tas(je) met inhoud (onder meer een bijbel), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Vrijspraak ter zake van het in in zaak A onder primair en in zaak B ten laste gelegde
Het hof acht - met de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte - niet bewezen hetgeen in zaak A onder primair aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Het hof acht - anders dan de advocaat-generaal - evenmin bewezen hetgeen in zaak B aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan eveneens moet worden vrijgesproken. Het hof grondt deze laatste beslissing op het volgende.
Het strafdossier biedt geen éénduidig beeld omtrent de aan de verdachte in zaak B ten laste gelegde beschuldiging en de daaraan ten grondslag liggende feitelijke handelingen.
De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het in zaak B ten laste gelegde. Door [getuige 1] en [getuige 2] zijn zowel ten overstaan van de politie als de rechter-commissaris verklaringen afgelegd, welke verklaringen voor de verdachte op zich belastend zijn.
Echter, vanwege het feit dat de verschillende verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] op essentiële punten wisselend zijn, is niet duidelijk geworden welke lezing van de feitelijke gebeurtenissen en het aandeel van de verdachte daarin de juiste is. De rol van de verdachte kan daardoor niet boven redelijke twijfel verheven worden vastgesteld. Hoewel er wettig bewijs in het strafdossier aanwezig is, ontbreekt de overtuiging voor een bewezenverklaring van het in zaak B ten laste gelegde.
Op grond van het bovenstaande zal het hof de verdachte vrijspreken van het in zaak B aan hem ten laste gelegde.
Overweging met betrekking tot het bewijs van het in zaak A onder subsidiair ten laste gelegde
Het openlijk geweld jegens [slachtoffer] zoals dat in zaak A ten laste is gelegd laat zich onderscheiden in twee los van elkaar staande incidenten, nu er tussen beide incidenten een duidelijk tijdsverschil zit.
Op grond van het strafdossier acht het hof - met de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging jegens [slachtoffer] ten tijde van het eerste incident, zoals hieronder nader aangegeven in de bewezenverklaring.
De rol en het aandeel van de verdachte in het tweede incident kan evenwel niet boven redelijke twijfel verheven worden vastgesteld. Op grond hiervan zal het hof de verdachte partieel vrijspreken van het in zaak A subsidiair aan hem ten laste gelegde,
namelijk voor zover het betreft de geweldshandelingen jegens [slachtoffer] ten tijde van het tweede incident.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder subsidiair aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 september 2009 te [plaats] met anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het vastpakken en meesleuren van die [slachtoffer] en het bij de keel grijpen van die [slachtoffer] en het met kracht geven van een kopstoot tegen het hoofd en de slaap van die [slachtoffer].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld in zaak A onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 9 september 2009 samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer]. De verdachte en zijn mededaders hebben door hun gewelddadige optreden een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van die [slachtoffer] en voorts hebben zij gevoelens van onveiligheid opgewekt bij anderen die hier ongewild getuige van zijn geweest. Daarnaast is dergelijk openlijk gewelddadig optreden in het algemeen - en in vereniging in het bijzonder - zeer bedreigend en versterkt het de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 januari 2011 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van het plegen van enig strafbaar feit, hetgeen in het voordeel van de verdachte pleit.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die naar voren komen in de door Raad voor de Kinderbescherming over de verdachte uitgebrachte rapporten van 3 december 2008, 23 juli 2009,
26 november 2009, 29 april 2010 en 22 maart 2011, en zoals die ter terechtzitting zijn gebleken. Uit laatstgenoemd rapport is het hof gebleken dat er zorgen zijn over het impulsieve (groeps)gedrag van de verdachte, alsmede over de omstandigheid dat de verdachte grenzen lijkt op te zoeken. Ondersteuning van de verdachte door de jeugdreclassering op diverse leefgebieden wordt geadviseerd.
Op grond van het vorenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving en speciale preventie en ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit, acht het hof de oplegging van een deels onvoorwaardelijke werkstraf passend.
Het hof zal de proeftijd die is verbonden aan het voorwaardelijke deel van de werkstraf beperken tot de duur van één jaar, gelet op de omstandigheid dat reeds gedurende enige tijd op vrijwillige basis intensieve bemoeienis van de jeugdreclassering met de verdachte gaande is.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14d, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte in zaak A onder primair en in zaak B ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het aan de verdachte in zaak A onder subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als hiervoor vermeld in zaak A onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot veertig uren, subsidiair twintig dagen vervangende jeugddetentie, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van één jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Jeugdreclassering en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling;
bepaalt dat dit toezicht door genoemde instelling reeds tijdens de proeftijd kan worden beëindigd;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. J. Dolfing, in tegenwoordigheid van H. Ki ngma als griffier.