ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0862

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002086-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepteelt met eigen gebruik als motief

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 11 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1978 en woonachtig in [woonplaats], was aangeklaagd voor het telen van hennep. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld, maar de verdachte ging in hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de geteelde hennep niet bestemd was voor de straathandel, maar voor eigen gebruik. Dit leidde tot de conclusie dat een kleinere hoeveelheid hennep bewezen kon worden verklaard dan eerder door de rechtbank en de advocaat-generaal was aangenomen.

De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft echter besloten het vonnis te vernietigen en opnieuw recht te doen. Het hof achtte de verdachte strafbaar, maar hield rekening met het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor Opiumwetdelicten en dat hij na het plegen van het feit niet opnieuw met justitie in aanraking was gekomen.

De strafmotivering van het hof was gebaseerd op de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte de hennep had geteeld met de bedoeling deze zelf te gebruiken, wat leidde tot een andere strafoplegging dan in eerste aanleg. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 250 euro, met een proeftijd van twee jaar, en werd vervangende hechtenis van vijf dagen opgelegd indien de geldboete niet betaald zou worden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden verklaard.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002086-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-820091-10
Arrest van 11 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 16 juli 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.R. Rauwerda,
advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 11 maart 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 59, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 11 maart 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid van 8 hennepplanten en delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep in zijn woning. Het is een feit van algemene bekendheid dat gebruik van hennep de gezondheid van gebruikers kan schaden.
Het hof heeft bij de straftoemeting voorts rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 19 januari 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor Opiumwetdelicten. Daarnaast is verdachte na het plegen van het onderhavige feit niet opnieuw met justitie in aanraking gekomen.
Het hof neemt eveneens in aanmerking dat aannemelijk is geworden dat verdachte de hennep heeft geteeld met de bedoeling om deze zelf te gebruiken en niet voor de 'straathandel'.
Verder acht het hof het telen van een kleinere hoeveelheid hennep bewezen dan de rechter in eerste aanleg en de advocaat-generaal bewezen achtte. Dit dient te leiden tot andere strafoplegging dan in eerste aanleg aan verdachte is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd.
In beginsel is een geldboete op zijn plaats nu het telen gericht is op het behalen van financieel voordeel, omdat niet hoeft te worden gekocht voor eigen gebruik. De geldboete zal voorwaardelijk worden opgelegd met een proeftijd van 2 jaren om daarmee te bereiken dat verdachte zich niet opnieuw schuldig maakt aan het plegen van een (soortgelijk) strafbaar feit.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van tweehonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.W.J. Sekeris, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. W. van Houtum, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kuiper als griffier, zijnde mr. W. van Houtum buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.