Parketnummer: 24-001667-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-670535-06
Arrest van 8 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 16 juni 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren, het bewezen verklaarde zal kwalificeren als poging tot doodslag en verdachte ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 18 oktober 2006, te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een persoon, genaamd [slachtoffer], van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met een schaar, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd heeft gestoken en/of gesneden, althans getroffen, en/of die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 oktober 2006 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, genaamd [slachtoffer], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met een schaar, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd heeft gestoken en/of gesneden, althans getroffen, en/of die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt, tengevolge waarvan die [slachtoffer] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen dat het opzet van verdachte, ook niet in voorwaardelijk opzicht, gericht is geweest op de dood van dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen primair ten laste is gelegd. Evenmin acht het hof bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 18 oktober 2006 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend, een persoon, genaamd [slachtoffer], met een schaar, in het hoofd heeft gestoken en die [slachtoffer] heeft gestompt, tengevolge waarvan die [slachtoffer] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
subsidiair: mishandeling.
Strafbaarheid
Van de zijde van verdachte is ter terechtzitting een beroep gedaan op noodweer.
Het hof heeft geconstateerd dat de inhoud van de verklaringen van aangever [slachtoffer], getuige [getuige 1], getuige [getuige 2] en verdachte voor wat betreft de toedracht uiteen lopen.
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte de keuken binnen kwam, aangever meteen in het gezicht sloeg, vervolgens de keukenlade opende, daar iets uitpakte en daarmee in aangevers richting heeft gestoken. Aangever heeft in eerste instantie ontkend te hebben geslagen met een ijzeren stang. Later heeft hij verklaard dat hij de stang heeft gebruikt om verdachte af te schrikken.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat aangever [slachtoffer] met een ijzeren stang huisraad stuksloeg, dat vervolgens een haar onbekende man de keuken binnen kwam lopen, dat deze direct naar het keukenblok liep, iets uit de keukenla pakte en een steekbeweging maakte naar aangever [slachtoffer], die op dat moment met zijn rug naar de onbekende man gekeerd stond. Volgens deze getuige heeft aangever [slachtoffer] verdachte niet met de stang geslagen.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat aangever [slachtoffer] met een ijzeren stang huisraad stuksloeg, dat vervolgens verdachte de keuken binnenkwam, dat aangever en verdachte elkaar daarop over en weer geslagen en gestompt hebben, waarna verdachte een voorwerp uit de keukenla heeft gepakt. Met dat voorwerp, dat later een schaar bleek te zijn, heeft verdachte aangever gestoken. Getuige heeft aangever [slachtoffer] niet zien slaan met een stang tegen verdachte.
Verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat hij, nadat hij ervan op de hoogte was gesteld dat aangever [slachtoffer] doordraaide, naar de woning van [slachtoffer] is gegaan om hem te kalmeren. Toen hij in de woning arriveerde, werd hij door [slachtoffer] geslagen met een ijzeren stang. Verdachte heeft de slag afgeweerd en is daarbij getroffen op de linkerduim en aan de rechterzijde van het hoofd. Verdachte werd in een hoek gedreven en kon niet meer aan [slachtoffer] ontsnappen. Hierop heeft verdachte om zich heen gegrepen om iets te pakken te krijgen waarmee hij zich kon verdedigen. Verdachte kreeg een schaar te pakken. Hiermee heeft hij - uit zelfverdediging - in de richting van [slachtoffer] gestoken en daarbij [slachtoffer] in diens hoofd geraakt.
Het door verdachte genoemde letsel ten gevolge van het slaan met de stang door aangever [slachtoffer] vindt steun in de opgemaakte medische verklaring en de in het dossier aanwezige foto's van verdachte.
Het hof acht, gelet op de verklaring van de verdachte en de inhoud van het dossier, voldoende aannemelijk geworden dat de verdachte heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer]. Verdachte had geen andere mogelijkheid om zich te verzetten en heeft - mede gezien de lichte verwondingen die aangever heeft opgelopen - de grenzen van de proportionaliteit niet overschreden.
Het hof heeft hierbij de omstandigheid betrokken dat de verklaringen van aangever en getuigen [getuige 1] en [getuige 2] inhoudelijk niet overeenstemmen en een te summier en onduidelijk beeld geven omtrent de feitelijke gebeurtenissen en het aandeel van aangever.
Het beroep op noodweer slaagt. Het hof zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte als voormeld subsidiair ten laste gelegde bewezen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
kwalificeert hetgeen is bewezenverklaard als hiervoor vermeld en verklaart dit feit strafbaar;
verklaart verdachte echter niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter, mr. S. Zwerwer en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier.