ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0792

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
8 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001520-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schuldheling van een bromfiets met inachtneming van persoonlijke omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 8 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1985, werd ter zake van schuldheling van een bromfiets veroordeeld tot een werkstraf van 28 uren. De politierechter had de verdachte eerder vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en hem ter zake van het subsidiair ten laste gelegde misdrijf veroordeeld tot een straf. De verdachte had in hoger beroep beroep aangetekend, waarbij het hof het vonnis van de politierechter heeft vernietigd en opnieuw recht heeft gedaan. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het primair ten laste gelegde bewezen zou verklaren en een gevangenisstraf van drie weken zou opleggen. Het hof oordeelde echter dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte wist dat de bromfiets door misdrijf was verkregen, en sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde. Het hof achtte wel bewezen dat de verdachte de bromfiets had verworven terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De verdachte had de bromfiets voor een prijs van € 500,- gekocht van een onbekende man, terwijl de waarde van de bromfiets geschat werd op € 1.500,- tot € 1.700,-. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die aangaf zijn leven een positieve wending te hebben gegeven en geen nieuwe strafbare feiten te hebben gepleegd. Gelet op deze omstandigheden legde het hof een werkstraf op in plaats van een gevangenisstraf, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001520-10
Parketnummer eerste aanleg: 19-606094-09
Arrest van 8 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van
11 juni 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en hem ter zake van het subsidiair ten laste gelegde misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
primair:
hij in of omstreeks de periode tussen 25 juni 2009 en 21 augustus 2009 te [gemeente], in elk geval in Nederland, een bromfiets heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bromfiets wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode tussen 25 juni 2009 en 21 augustus 2009 te [gemeente], in elk geval in Nederland, een bromfiets heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bromfiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Vrijspraak
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dat de bromfiets door misdrijf was verkregen, zodat hij van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Overweging omtrent het bewijs
Op 25 juni 2009 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van diefstal van een bromfiets. Deze bromfiets is onder verdachte aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij deze bromfiets niet heeft gestolen, maar voor € 500,- van een (hem onbekende) persoon op straat heeft gekocht.
De waarde van een bromfiets van het type en bouwjaar als door verdachte verworven, is door een medewerker van een bromfietsspeciaalzaak geschat op € 1.500,- tot € 1.700,-.
Verdachte heeft de bromfiets op straat van een hem onbekende man gekocht voor een prijs die ver beneden de gangbare prijs voor een dergelijke bromfiets op de tweedehands markt ligt. Na de koop gaf de onbekende persoon aan dat hij geen tijd had om met verdachte mee te gaan om de bromfiets op naam van verdachte te zetten. Verdachte had op grond van het voorgaande redelijkerwijs moeten vermoeden dat hij een door misdrijf verkregen goed verkreeg. Het hof acht het subsidiair ten laste gelegde derhalve bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
subsidiair:
hij in de periode tussen 25 juni 2009 en 21 augustus 2009 te [gemeente], een bromfiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die bromfiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
subsidiair: opzetheling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een bromfiets. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de rechthebbende en een afzetmarkt voor gestolen goederen in stand gehouden.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 januari 2011 is gebleken dat verdachte eerder wegens (soortgelijke) strafbare feiten is veroordeeld. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte aangegeven dat hij zijn leven een positieve wending heeft gegeven. Hij heeft geen nieuwe strafbare feiten gepleegd, krijgt (op vrijwillige basis) bijstand van hulpverlenende instanties, volgt een opleiding en heeft een vriendin die hem helpt de juiste keuzes te maken.
In beginsel is de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf wat betreft modaliteit passend. Het hof zal verdachte echter, gelet op het bovenstaande, een kans geven aan te tonen dat hij zijn leven op de rails kan houden. Het hof zal daarom een werkstraf opleggen die wat betreft het aantal dagen vervangende hechtenis overeenstemt met de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van achtentwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertien dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier.