Parketnummer: 24-002512-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-605449-08
Arrest van 8 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 2 september 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij en over de inbeslaggenomen goederen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 2.224,96, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de teruggave van de in beslag genomen goederen aan [slachtoffer] zal gelasten.
De advocaat-generaal heeft bij zijn vordering rekening gehouden met een onredelijke vertraging van de vervolging in de procedure in hoger beroep.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 16 augustus 2007 tot en met 17 augustus 2007 in de gemeente [gemeente], met [benadeelde], geboren op [1992], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte
- haar meermalen getongzoend,
- haar lichaam gestreeld en/of haar tussen haar benen gelikt
- meermalen een of meer vingers in haar vagina geduwd/gebracht en/of gehouden
- meermalen zijn penis in haar vagina en/of anus geduwd/gebracht en/of gehouden;
2.
hij meermalen in of omstreeks de periode 1 september 2006 tot en met 14 januari 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer], zijnde zijn levensgezel), heeft geschopt, gestompt, geslagen, en/of haar keel dicht geknepen, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 16 augustus 2007 in de gemeente [gemeente], met [benadeelde], geboren op [1992], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte
- haar meermalen getongzoend,
- haar lichaam gestreeld en haar tussen haar benen gelikt
- vingers in haar vagina gebracht en gehouden
- zijn penis in haar vagina gebracht en gehouden;
2.
hij meermalen in de periode 1 september 2006 tot en met 14 januari 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer], zijnde zijn levensgezel), heeft geschopt, geslagen en haar keel dicht geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
onder 2: mishandeling begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van seksuele handelingen met [benadeelde], die destijds nog geen zestien jaren oud was. [benadeelde] heeft een verstandelijke beperking (een vorm van autisme, pdd-nos) die gepaard gaat met moeilijk 'nee' zeggen en onwetendheid. Daarnaast was [benadeelde] was onder invloed van een joint die verdachte voor haar had gekocht.
Door zijn handelwijze heeft de verdachte de lichamelijke en seksuele integriteit van [benadeelde] in ernstige mate geschonden. [benadeelde] heeft, zo volgt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van 8 augustus 2008, het feit en de (psychische) gevolgen ervan als ingrijpend ervaren.
De wetgever heeft er voor gekozen dit soort feiten strafbaar te stellen, ter bescherming van jeugdigen, omdat zij de gevolgen van dergelijk handelen nog niet kunnen overzien. Verdachte had zich als volwassene moeten realiseren dat dergelijk handelen volstrekt ongeoorloofd was.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige vriendin. Door zijn handelen heeft hij haar lichamelijke integriteit geschonden.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 januari 2011 is gebleken dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het hof heeft geconstateerd dat er in de procedure in hoger beroep sprake is van onredelijke vertraging in de vervolging in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM. Tussen het moment van het instellen van hoger beroep en de uitspraak zijn bijna 2 jaren en 7 maanden verstreken.
Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte aangegeven dat hij zijn leven een positieve wending heeft gegeven. Hij heeft geen nieuwe strafbare feiten gepleegd, krijgt (op vrijwillige basis) bijstand van hulpverlenende instanties, volgt een opleiding en heeft een vriendin die hem helpt de juiste keuzes te maken. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze positieve lijn in het leven van verdachte doorkruisen.
Het hof is van oordeel dat de door verdachte gepleegde feiten, in het bijzonder het eerste feit, zodanig ernstig zijn dat in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk en geboden is. Echter gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die ter zitting zijn gebleken, acht het hof het in de onderhavige zaak passend en geboden een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur op te leggen, met daarnaast oplegging van een werkstraf van maximale duur. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient ertoe om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan (soortgelijke) strafbare feiten schuldig te maken. In het licht van deze afdoening ziet het hof geen reden voor een verdere compensatie in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
In beslag genomen goederen
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, zal het hof de teruggave van de onder [slachtoffer] in beslag genomen goederen aan haar gelasten.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde] zich, bij gemachtigde [gemachtigde], medewerker van het Bureau van Slachtofferhulp Nederland, in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering in eerste aanleg niet is toegewezen en dat de benadeelde partij zich binnen de grenzen van de eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. Blijkens het voegingsformulier benadeelde partijen in het strafproces vordert de benadeelde partij vergoeding van materiële en immateriële schade tot een bedrag van € 2.224,96, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade tot aan de dag van voldoening.
Vaststaat dat door het onder 1 bewezen verklaarde feit de benadeelde partij schade heeft geleden, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade ad € 2.224,96 heeft geleden.
Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet bestreden. De vordering kan derhalve worden toegewezen tot voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 245, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tweehonderdveertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdtwintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
gelast de teruggave aan [slachtoffer] van:
beddengoed en een plastic zak van de Wibra met huisvuil, waaronder een tissue;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweeduizend tweehonderdvierentwintig euro en zesennegentig cent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweeduizend tweehonderdvierentwintig euro en zesennegentig cent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tweeëndertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier.