ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0558

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001263-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens uitkeringsfraude met valsheid in geschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 29 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1953 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. J.H.W. van der Lee. De verdachte was eerder veroordeeld voor uitkeringsfraude, waarbij hij werk en verhuizing had verzwegen. De politierechter had hem hiervoor een maand gevangenisstraf opgelegd. De advocaat-generaal vorderde dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een gevangenisstraf van één maand.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met zijn partner in de periode van 1 mei 2006 tot en met 23 oktober 2006 en van 1 november 2006 tot en met 22 maart 2007 meermalen valse geschriften heeft opgemaakt en ingeleverd bij de gemeente, met als doel om onterecht een bijstandsuitkering te verkrijgen. De verdachte had op de formulieren valselijk verklaard dat hij en zijn partner geen inkomsten hadden genoten, terwijl dit niet het geval was. Het hof heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte strafbaar geacht, waarbij het de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

De uitspraak van het hof vernietigt het eerdere vonnis en legt de verdachte een gevangenisstraf van één maand op. Het hof heeft daarbij de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in aanmerking genomen, evenals de gevolgen van de fraude voor de sociale voorzieningen. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte onterecht een beroep heeft gedaan op bijstandsvoorzieningen, die bedoeld zijn voor mensen die deze middelen niet zelf kunnen verwerven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer, en de beslissing is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001263-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-656258-07
Arrest van 29 maart 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 23 februari 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1953] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte
mr. J.H.W. van der Lee, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd onder 1. en 2. en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat hij :
feit 1:
in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 23 oktober 2006, in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met verdachtes partner, althans alleen, (telkens) een geschrift, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen te weten een formulier (rechtmatigheidsonderzoeksformulier WWB) van of vanwege (de afdeling Sociale Zaken van) de gemeente [gemeente], waarop (telkens) opgave moest worden gedaan (onder meer) het inkomen van verdachte en/of verdachtes partner over de periode waarop dat formulier betrekking had, (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst, immers heeft verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met verdachtes partner, althans alleen, toen en daar (telkens) valselijk op dat formulier niet vermeld of doen vermelden (zakelijk weergegeven), dat verdachte en/of verdachtes partner in de periode waarop dat formulier betrekking had, had(den) gewerkt en/of inkomsten had(den) genoten, en dat formulier (telkens) van een of meer handtekeningen, althans ondertekeningen, hebben/heeft voorzien, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
feit 2 primair:
in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 22 maart 2007, in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland en/of in Duitsland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met verdachtes partner, althans alleen, (telkens) een geschrift, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen te weten een formulier (rechtmatigheidsonderzoeksformulier WWB) van of vanwege (de afdeling Sociale Zaken van) de gemeente [gemeente], waarop (telkens) opgave moest worden gedaan (onder meer) de woonsituatie en/of het inkomen van verdachte en/of verdachtes partner over de periode waarop dat formulier betrekking had, (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst, immers heeft verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met verdachtes partner, althans alleen, toen en daar (telkens) valselijk op dat formulier niet vermeld of doen vermelden (zakelijk weergegeven), dat verdachte en/of verdachtes partner in de periode waarop dat formulier betrekking had, had(den) gewerkt en/of inkomsten had(den) genoten, en/of niet meer in hoofdzaak verbleef/verbleven op het op dat formulier opgegeven adres, te weten het adres [adres] te [woonplaats], en dat formulier (telkens) van een of meer handtekeningen, althans ondertekeningen, hebben/heeft voorzien, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
feit 2 subsidiair:
in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 22 maart 2007, in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland en/of in Duitsland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met verdachtes partner, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) rechtmatigheidsondersoeksformulier(en) WWB, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte, tezamen en in vereniging met verdachtes partner, althans alleen, genoemd(e) rechtmatigheidsondersoeksformulier(en) WWB heeft ingeleverd en/of heeft doen inleveren bij (de afdeling Sociale Zaken van) de gemeente [gemeente] - (mede) ten behoeve van het verkrijgen van een uitkering krachtens de Wet Werk en Bijstand -, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op dat/die formulier(en) niet was vermeld (zakelijk weergegeven), dat verdachte en/of verdachtes partner in de periode waarop dat/die formulier(en) betrekking had(den), had(den) gewerkt en/of inkomsten had(den) genoten, en/of niet meer in hoofdzaak verbleef/verbleven op het op dat formulier opgegeven adres, te weten het adres [adres] te [woonplaats].
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 1 mei 2006 tot en met 23 oktober 2006, in de gemeente [gemeente], meermalen, telkens tezamen en in vereniging met verdachtes partner, een geschrift, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen te weten een formulier (rechtmatigheidsonderzoeksformulier WWB) van de afdeling Sociale Zaken van de gemeente [gemeente], waarop opgave moest worden gedaan van (onder meer) het inkomen van verdachte en verdachtes partner over de periode waarop dat formulier betrekking had, telkens valselijk hebben opgemaakt, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met verdachtes partner, toen en daar telkens valselijk op dat formulier niet vermeld (zakelijk weergegeven), dat verdachte en verdachtes partner in de periode waarop dat formulier betrekking had, hadden gewerkt en dat formulier telkens van ondertekeningen hebben voorzien, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
feit 2 primair:
in de periode van 1 november 2006 tot en met 22 maart 2007, in de gemeente [gemeente] en in Duitsland meermalen, telkens tezamen en in vereniging met verdachtes partner, een geschrift, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen te weten een formulier (rechtmatigheidsonderzoeksformulier WWB) van de afdeling Sociale Zaken van de gemeente [gemeente], waarop opgave moest worden gedaan van (onder meer) de woonsituatie en het inkomen van verdachte en verdachtes partner over de periode waarop dat formulier betrekking had, telkens valselijk hebben opgemaakt, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met verdachtes partner toen en daar telkens valselijk op dat formulier niet vermeld (zakelijk weergegeven), dat verdachte en verdachtes partner in de periode waarop dat formulier betrekking had, hadden gewerkt en niet meer in hoofdzaak verbleven op het op dat formulier opgegeven adres, te weten het adres [adres] te [woonplaats], en dat formulier telkens van ondertekeningen, hebben voorzien, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde onder 1 en 2 primair levert op de misdrijven:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna een jaar schuldig gemaakt aan bijstandsfraude door niet de voor vaststelling van het recht op een uitkering benodigde gegevens door te geven. Hierdoor heeft hij gedurende die periode ten onrechte een (volledige) bijstandsuitkering genoten en daarmee ten voordele van zichzelf een onnodig beroep gedaan op voorzieningen die slechts zijn bedoeld om middelen van bestaan te garanderen aan degenen die niet bij machte zijn deze op eigen kracht te verwerven.
In beginsel zou het hof - conform de geldende richtlijnen van het openbaar ministerie en uitgaande van het uiteindelijk berekende benadelingsbedrag - een werkstraf kunnen overwegen. Het hof zal echter, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, een gevangenisstraf opleggen. Daarbij speelt mede een rol dat de uitvoering van een werkstraf op praktische bezwaren zal stuiten, aangezien verdachte op wisselende plaatsen in het buitenland verblijft, dan wel zich volgens de raadsvrouw in Brazilië heeft gevestigd.
Op grond van het vorenstaande acht het hof onder deze omstandigheden de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf, die ook in eerste aanleg is opgelegd, passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde onder 1 en 2 primair bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 primair als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Dolfing, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. W.F. van Zant, in tegenwoordigheid van mr. H. de Ruijter als griffier, zijnde mr. Van Zant voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.