ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0555

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000103-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het aanwezig hebben van een hennepkwekerij

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor het aanwezig hebben van een hennepkwekerij. De verdachte, geboren in 1983, werd door de politierechter in de rechtbank Assen veroordeeld tot een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zou vernietigen en opnieuw recht zou doen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het ten laste gelegde bewezen verklaard. De verdachte had opzettelijk een groot aantal hennepplanten aanwezig in haar schuur, wat in strijd is met de Opiumwet. De verdediging voerde aan dat het binnengaan van de schuur onrechtmatig was, omdat de verdachte onder invloed van verwarring toestemming had gegeven. Het hof verwierp dit verweer, omdat de verdachte zelf had verklaard dat zij haar schuur vrijwillig ter beschikking had gesteld voor de hennepkwekerij. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van overmacht of dwang. Bij de strafmotivering heeft het hof rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft besloten om de werkstraf van 150 uren, zoals eerder opgelegd, te handhaven, omdat de verdachte niet eerder voor strafbare feiten was veroordeeld en haar situatie inmiddels positief was veranderd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 150 uren, met de waarschuwing dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 75 dagen kan worden opgelegd.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000103-10
Parketnummer eerste aanleg: 19-606606-08
Arrest van 29 maart 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 13 januari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. M. Baijens, advocaat te Oude Willem.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat zij:
op of omstreeks 23 juni 2008 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [straat]) (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 1800, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Verweer ter zake verkregen bewijs
De raadsman heeft betoogd dat het binnengaan van de schuur waar de hennepkwekerij werd aangetroffen onrechtmatig was, omdat verdachte op dat moment zodanig in de war was dat aan de door haar gegeven toestemming geen betekenis kan worden gehecht.
Het verweer van de raadsman mist feitelijke grondslag. Verdachte heeft immers ter terechtzitting in hoger beroep benadrukt dat zij juist uit vrije wil de verbalisanten heeft gewezen op de aanwezigheid van de hennepkwekerij. Door de verbalisanten de kwekerij te laten ontdekken, zag verdachte de mogelijkheid, zo heeft zij verklaard, om er vanaf te komen. Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat verdachte:
op 23 juni 2008 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [straat] een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake zou zijn van een "noodsituatie" - aldus de raadsman -, omdat verdachte onder dwang en bedreiging haar schuur ter beschikking zou hebben gesteld voor de aanleg van de hennepkwekerij. Het hof begrijpt het betoog van de raadsman als een beroep op overmacht.
Het verweer mist echter feitelijke grondslag. Verdachte heeft immers ter terechtzitting van het hof verklaard dat zij in overleg heeft besloten haar schuur te verhuren ten behoeve van de aanleg van de hennepkwekerij. In een later stadium heeft verdachte
- aldus haar verklaring ter terechtzitting van het hof - besloten zich terug te trekken. Van een aanleg onder dwang is derhalve geen sprake. Overigens is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat bedreigingen zijn geuit in verband met het voornemen van verdachte om de kwekerij te beëindigen. Uit het samenstel van verklaringen van verdachte en hetgeen de raadsman heeft aangevoerd leidt het hof af dat sprake was van verwikkelingen vooral in de relationele sfeer, die zich met name - aldus verdachte - voordeden nadat de hennepkwekerij bij verdachte werd ontdekt. Van enige vorm van overmacht is naar het oordeel van het hof dan ook geen sprake geweest. Ook dit verweer verwerpt het hof.
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden ook overigens niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Gelet op de oriëntatiepunten met betrekking tot hennepteelt zou voor het aanwezig hebben van een kwekerij van een dergelijke omvang (ruim 1300 planten) in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 weken op zijn plaats zijn.
Het verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 januari 2011 geeft aan dat zij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. Aannemelijk is geworden dat verdachte vooral een faciliterende rol in de kwekerij heeft gespeeld door haar schuur ter beschikking te stellen. Bovendien heeft verdachte haar woon- en leefsituatie inmiddels in positieve zin gewijzigd.
Het hof ziet in voormelde omstandigheden aanleiding te oordelen dat kan worden volstaan met oplegging van een werkstraf van 150 uren, zoals in eerste aanleg is opgelegd en door de advocaat-generaal opnieuw is gevorderd.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdvijftig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfenzeventig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. J. Dolfing en mr. W.F. van Zant, in tegenwoordigheid van mr. H. de Ruijter als griffier, zijnde mr. Van Zant voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.