ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0552

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001303-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden onder invloed met voorwaardelijke geldboete en rijontzegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 29 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1971 en woonachtig te [woonplaats], was niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. O. Bolluyt. De verdachte was eerder veroordeeld voor een misdrijf en had hoger beroep aangetekend tegen de straf die hem was opgelegd voor het rijden onder invloed van alcohol. De politierechter had hem een geldboete opgelegd, maar de advocaat-generaal vorderde een zwaardere straf, inclusief een ontzegging van de rijbevoegdheid.

Het hof heeft het vonnis van de eerste rechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte bewezen dat de verdachte op 8 februari 2009, als bestuurder van een personenauto, had gereden met een alcoholgehalte van 695 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het rijden onder invloed, wat de verkeersveiligheid ernstig in gevaar had gebracht.

De opgelegde straf bestond uit een voorwaardelijke geldboete van € 650,-, subsidiair 13 dagen vervangende hechtenis, waarvan € 320,- subsidiair 6 dagen vervangende hechtenis met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte voor de duur van 6 maanden de rijbevoegdheid ontzegd. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de eerdere veroordelingen, maar vond de opgelegde straf passend en rechtvaardig. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige strafkamer, bestaande uit drie rechters, onder leiding van voorzitter mr. J. Dolfing.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001303-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-905104-09
Arrest van 29 maart 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 18 mei 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. O. Bolluyt, advocaat te Almere.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en verdachte zal veroordelen een geldboete van € 650,00, subsidiair 13 dagen vervangende hechtenis, waarvan € 320,00, subsidiair 6 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat hij:
op of omstreeks 08 februari 2009 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 695 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat verdachte:
op 8 februari 2009 te [plaats] als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 695 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden onder invloed in een personenauto. Door aldus aan het verkeer deel te nemen heeft verdachte de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, ernstig in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd. Bovendien is verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie eerder veroordeeld voor het rijden onder invloed. Op grond van de voor dergelijke feiten geldende richtlijn is een geldboete van € 750,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden in beginsel passend.
De door de advocaat-generaal gevorderde straf, die ook in eerste aanleg is opgelegd, wijkt in zoverre van de voormeld uitgangspunt af, dat de geldboete is gematigd tot een bedrag van € 650,00 waarvan € 320,00 voorwaardelijk en dat is voorzien in een betaling in termijnen. Naar het oordeel van het hof wordt daarmee voldoende recht gedaan aan de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze door de raadsman ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht. Het hof ziet daarom geen aanleiding om bij de strafoplegging af te wijken van hetgeen de advocaat-generaal heeft gevorderd.
Ter zake de gevorderde bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid heeft de raadsman zich gerefereerd.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van zeshonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van dertien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat van de geldboete een gedeelte van driehonderdtwintig euro, subsidiair zes dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat het onvoorwaardelijke deel van de geldboete mag worden voldaan in zes opeenvolgende éénmaandelijkse termijnen elk groot vijfenvijftig euro;
ontzegt aan de veroordeelde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden;
beveelt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, op de duur van de ontzegging geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Dolfing, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. W.F. van Zant, in tegenwoordigheid van mr. H. de Ruijter als griffier, zijnde mr. Van Zant voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.