ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0535

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000570-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens uitkeringsfraude door verzwijging van samenwoning

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 29 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1958 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld voor uitkeringsfraude, waarbij zij had verzuimd om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken over haar samenwoning met [naam]. De politierechter had haar een werkstraf van 55 uren opgelegd, subsidiair 27 dagen vervangende hechtenis. De verdachte heeft in hoger beroep de veroordeling betwist, met de stelling dat haar verklaring niet in vrijheid was afgelegd en dat zij niet samenwoonde met [naam].

Het hof heeft het hoger beroep behandeld en de verklaringen van de verdachte en de getuigen beoordeeld. Het hof oordeelde dat er geen redenen waren om aan te nemen dat de verklaring van de verdachte niet in vrijheid was afgelegd. De verdachte had haar verklaring ondertekend en deze werd ondersteund door observaties van de sociale recherche. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende de periode van 1 februari 2005 tot en met 1 april 2007 opzettelijk had nagelaten om de benodigde gegevens te verstrekken, wat resulteerde in een onterecht ontvangen bijstandsuitkering.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis van de eerste rechter te vernietigen en opnieuw recht te doen, toegewezen. De verdachte werd opnieuw veroordeeld tot een werkstraf van 55 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht. Het hof heeft de ernst van de zaak en de omstandigheden waaronder het feit is begaan in overweging genomen, evenals het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten. Het hof heeft de uitspraak gedaan met inachtneming van de relevante wetsartikelen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000570-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-618139-07
Arrest van 29 maart 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 3 maart 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1958] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. W. Spijkstra, advocaat te Beetsterzwaag.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 55 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat zij:
in of omstreeks de periode van 1 februari 2005 tot en met 1 april 2007, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten (artikel 17 van) de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden, dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte - zakelijk weergegeven - (telkens) opzettelijk voor (de afdeling Sociale Zaken van) de gemeente [gemeente] verzwegen dat zij samenwoonde, althans een gezamenlijke huishouding voerde, met [naam] in haar, verdachtes, woning ([adres] te [woonplaats]).
Bewijsoverweging
Verdachte stelt dat haar verklaring niet in vrijheid is afgelegd, dat zij eventueel moest blijven op het politiebureau en dat zij daarom maar wat heeft gezegd om weg te komen. Zij stelt voorts dat zij niet heeft samengewoond met [naam]. Verdachte en [naam] hadden een affectieve relatie, maar ieder had een eigen woning en huishouding.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Het hof heeft geen redenen om aan te nemen dat de verklaring van verdachte, afgelegd ten overstaan van de verbalisanten, niet in vrijheid zou zijn afgelegd. Verdachte heeft haar stelling - ook nadat zij daarover ter terechtzitting van het hof is bevraagd - niet verder met feiten onderbouwd. Het enkele gegeven dat zij eventueel langer zou moeten verblijven op het politiebureau vormt geen aanleiding ontoelaatbare druk aan te nemen. Verdachte heeft haar verklaringen gelezen en ondertekend. De verklaring van verdachte wordt bovendien ondersteund in onder meer hetgeen [naam] tegenover de verbalisanten heeft verklaard. Het hof stelt daarbij vast dat ook de observaties van de sociale recherche het aannemen van een gezamenlijke huishouding bevestigen.
Voor zover verdachte heeft betoogd dat haar verklaring niet voor het bewijs zou mogen worden gebezigd, volgt het hof haar op grond van het vorenstaande daarin niet.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat verdachte:
in de periode van 1 februari 2005 tot en met 1 april 2007, te [plaats], in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte - zakelijk weergegeven - telkens opzettelijk voor de afdeling Sociale Zaken van de gemeente [gemeente] verzwegen dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met [naam] in haar, verdachtes, woning ([adres] te [woonplaats]).
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl dit feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl zij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat die gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar recht op een verstrekking of een tegemoetkoming.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim twee jaren schuldig gemaakt aan bijstandsfraude door niet op te geven dat zij met [naam] een gezamenlijke huishouding voerde. Hierdoor heeft zij gedurende die periode ten onrechte een volledige bijstandsuitkering genoten en daarmee ten voordele van met name zichzelf een onnodig beroep gedaan op voorzieningen die slechts zijn bedoeld om middelen van bestaan te garanderen aan degenen die niet bij machte zijn deze op eigen kracht te verwerven.
Het hof neemt bij de straftoemeting voorts in aanmerking dat verdachte blijkens een haar betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 januari 2011 niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Het hof is van oordeel dat een werkstraf van 55 uren, zoals in eerste aanleg is opgelegd en door de advocaat-generaal opnieuw is gevorderd, passend en geboden is. Het hof zal, ingeval de werkstraf niet wordt verricht, de vervangende hechtenis bepalen op basis van de vaste norm: per 2 niet gewerkte uren, 1 dag vervangende hechtenis.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 227b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van vijfenvijftig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zevenentwintig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. J. Dolfing en mr. W.F. van Zant, in tegenwoordigheid van mr. H. de Ruijter als griffier, zijnde mr. Van Zant voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.