ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0513

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
7 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002860-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor poging tot diefstal met braak en inklimming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 7 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor poging tot diefstal met braak en inklimming. Daarnaast werd een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden ten uitvoer gelegd. De verdachte had op 6 oktober 2008 geprobeerd in te breken in een woning met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening. De politierechter had de verdachte veroordeeld, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zittingen in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zou bevestigen. Het hof heeft echter besloten het vonnis te vernietigen en opnieuw recht te doen. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit had begaan, namelijk de poging tot diefstal. Het hof heeft daarbij de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte in overweging genomen.

De verdachte had eerder al meerdere veroordelingen voor vermogensdelicten op zijn naam staan, wat het hof in zijn strafmotivering heeft meegenomen. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden gelast. Het hof heeft geen redenen gezien om van de straftoemeting af te wijken, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer van het hof, met mr. A.J. Rietveld als voorzitter.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002860-08
Parketnummers eerste aanleg: 18-670425-08 en 18-670544-07 (tul)
Arrest van 7 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 17 november 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1966] te [geboorteplaats],
niet ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie,
thans uit anderen hoofde verblijvende in [verblijfplaats],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. TH. U. Hiddema, advocaat te Maastricht.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde gevangenisstraf van vijf maanden toegewezen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 6 oktober 2008, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (aan/nabij de [straat] gelegen) woning weg te nemen geld en/of enig goed van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
met dat oogmerk (een uitzetijzer van) een raam van die woning heeft geforceerd en/of (vervolgens) dat/een raam heeft opengebroken/vernield, althans geopend en/of (vervolgens) (door de aldus ontstane opening) die woning is binnen geklommen/gegaan en/of in die woning heeft gezocht naar geld en/of goed(eren) van zijn gading,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 06 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen [adres] en in gebruik bij [slachtoffer], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 oktober 2008, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een aan de [straat] gelegen woning weg te nemen enig goed van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer],
en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak en inklimming,
met dat oogmerk een uitzetijzer van een raam van die woning heeft geforceerd en vervolgens dat raam heeft geopend en door de aldus ontstane opening die woning is binnen geklommen en in die woning heeft gezocht naar goed(eren) van zijn gading,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak. Dergelijke strafbare feiten veroorzaken hinder, schade en gevoelens van onveiligheid voor/bij de slachtoffers. De verdachte heeft slechts gehandeld vanuit het oogpunt van financieel gewin en heeft er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander.
Het hof heeft bij de straftoemeting - ten nadele van verdachte - in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 maart 2011 - vele malen eerder is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de - door de advocaat-generaal gevorderde en door de rechter in eerste aanleg opgelegde - gevangenisstraf van drie maanden een passende en noodzakelijke bestraffing is.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de rechtbank Groningen d.d. 29 mei 2008, is veroordeelde veroordeeld onder meer tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden met een proeftijd van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 13 juni 2008. De proeftijd is ingegaan op 13 juni 2008. De officier van justitie heeft op 4 november 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, omdat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Nu gebleken is dat veroordeelde het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de vordering tot tenuitvoerlegging toewijzen. In de door de verdediging ter zitting naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft het hof geen reden gezien van voorgaande af te wijken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 45, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de meervoudige kamer te Groningen van 29 mei 2008 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. K.J. van Dijk en mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier.