Parketnummer: 24-002298-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-113379-10
Arrest van 5 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 22 september 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C. Niens, advocaat te Joure.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep op 22 maart 2011, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof komt tot een andere beslissing dan de eerste rechter. Daarom zal het vonnis worden vernietigd en opnieuw recht worden gedaan.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 18 maart 2010, te Joure, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in of uit een winkel/pand, gelegen aan of bij de [adres] aldaar, heeft weggenomen een dekbedovertrek, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of het (winkel)bedrijf "[bedrijf]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 18 maart 2010 te Joure, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een winkel, gelegen aan of bij de [adres] aldaar, heeft weggenomen een dekbedovertrek, toebehorende aan [slachtoffer], terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een ergerlijke vorm van criminaliteit die voor winkeliers hinder en schade oplevert. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de eigenaar van [bedrijf], [slachtoffer].
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 26 januari 2011 is verdachte in het verleden meermalen voor diefstal veroordeeld.
Tevens is in aanmerking genomen hetgeen ter terechtzitting door en namens verdachte omtrent zijn persoonlijke omstandigheden naar voren is gebracht.
De raadsvrouw heeft betoogd dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte zich in de periode na de diefstal niet opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Voorts heeft verdachte thans inkomen in de vorm van een bijstandsuitkering, waaraan de voorwaarde verbonden is dat verdachte werkzaam is. In dat kader verricht verdachte werkzaamheden als meubelmaker bij de stichting Wurkjouwer. Sinds kort heeft hij ook een eigen woning. Tevens heeft verdachte een verzoek gedaan om in aanmerking te komen voor een officiële schuldsanering bij de Gemeentelijke Krediet Bank en teneinde van zijn drankverslaving af te komen, krijgt verdachte begeleiding van Verslavingszorg Noord Nederland. Een gevangenisstraf zal deze positieve ontwikkelingen in de persoonlijke omstandigheden van verdachte doorkruisen.
Uit het oogpunt van vergelding en de forse documentatie van verdachte in aanmerking genomen, is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof echter van oordeel dat de positieve ontwikkelingen zoals hiervoor geschetst, niet moeten worden doorkruist. Het hof zal dan ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Daarnaast is een werkstraf van na te melden duur passend.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 43a en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van twintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Dolfing, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. P.J.M. van den Bergh, in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse als griffier.