ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0369

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
6 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002319-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal van een laptop uit een hotel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 6 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1985, werd beschuldigd van diefstal van een laptop uit een hotel op 16 juni 2009. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep werd het verweer van de raadsman van de verdachte besproken, waarin werd gesteld dat er geen redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit zou zijn geweest, wat zou leiden tot een onherstelbaar vormverzuim. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de staandehouding en aanhouding van de verdachte rechtmatig waren, gezien de aaneenschakeling van handelingen door de politie vanaf het moment van ontdekking van de diefstal tot de aanhouding van de verdachte.

Het hof achtte bewezen dat de verdachte op 16 juni 2009 met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een laptop had weggenomen, toebehorende aan het slachtoffer. De verdachte werd als strafbaar beschouwd, en er werden geen strafuitsluitingsgronden geconstateerd. De strafmotivering was gebaseerd op de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan, en de persoon van de verdachte. Het hof besloot de eerdere veroordeling te vernietigen en de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering had doorgebracht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige strafkamer, en de raadsman van de verdachte was aanwezig tijdens de zitting.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002319-10
Parketnummer eerste aanleg: 19-011451-10
Arrest van 4 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 20 september 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. L. van Vliet, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met aftrek.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 16 juni 2009 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 juni 2009 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een laptop, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, immers is verdachte achter de receptie(balie) gegaan en heeft de laptop welke in een tas zat, gepakt en wilde hij vervolgens weglopen in de richting van de uitgang van het hotel, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bespreking gevoerd verweer
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat de staandehouding en/of aanhouding van verdachte onrechtmatig is/zijn geweest. Hiertoe is het volgende aangevoerd. Er is geen sprake geweest van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit jegens de verdachte. Aldus is sprake van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Op grond hiervan dient zowel het aantreffen van verdachte in de taxi met een gescheurd t-shirt aan, verkregen als gevolg van de onrechtmatige staandehouding, als de daarop gevolgde spiegelconfrontatie van verdachte met aangever [slachtoffer] te worden uitgesloten van het bewijs, dan wel dient het vormverzuim strafvermindering tot gevolg te hebben, aldus de raadsman.
Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende.
Uit de processtukken en het verhandelde ter zitting stelt het hof het volgende vast.
Op 16 juni 2009 te 00.29 uur ziet aangever [slachtoffer] dat een man achter de balie van de receptie van hotel [hotel 1] te [plaats] wegloopt. Deze man draagt een zwart t-shirt. Hij ziet dat de man een laptop in zijn handen houdt. Aangever herkent die laptop als zijn eigendom, die hij al eerder achter de receptie had geplaatst. Er vindt tussen aangever, die geholpen wordt door een collega, en de dief een worsteling plaats. Daarbij wordt het t-shirt van de dief kapot gescheurd. De dief gaat er met het gescheurde t-shirt vandoor, met achterlating van de gestolen laptop. De politie wordt ingeschakeld en er wordt vervolgens met diverse eenheden in de omgeving uitgekeken naar een man met een gescheurd t-shirt aan. Omstreeks 02.50 uur wordt aangever door de politie gebeld voor nadere informatie. Aangever vertelt alsdan dat hij zojuist taxichauffeur [taxichauffeur] op visite heeft gehad. Aangever verzoekt de politie om deze taxichauffeur te bellen. Omstreeks 02.50 uur belt de politie met taxichauffeur [taxichauffeur]. [taxichauffeur] deelt de politie mede dat hij het vermoeden heeft dat hij de gevluchte man in zijn taxi heeft opgepikt in de omgeving van het hotel waar de diefstal had plaatsgevonden. [taxichauffeur] heeft de man naar een adres in [plaats] gebracht, heeft daar even moeten wachten en heeft de man samen met een andere man en een vrouw vervolgens naar hotel [hotel 2] te [plaats] gebracht. [taxichauffeur] meldt voorts dat de man met het gescheurde t-shirt hem had gezegd dat hij een jasje had geleend van iemand, omdat hij niet met kleerscheuren bij een hotel kon aankomen. Op het moment dat de politie telefonisch contact heeft met [taxichauffeur], verklaart deze, dat de drie personen die hij zojuist bij hotel [hotel 2] had afgezet, in een taxi van Grote stappen, omdat het hotel vol zou zijn en dat hij op dat moment contact heeft met de taxichauffeur van Grote. De politie hoort daarop dat de reis naar hotel [hotel 3] gaat aan de [straat] te [plaats 2]. De politie rijdt daarop via de autosnelweg A 37 richting [plaats 2]. Ondertussen informeert de politie bij [taxichauffeur] naar de kleding die de man droeg toen deze voor de tweede keer bij [taxichauffeur] in de taxi stapte. [taxichauffeur] deelt mede dat de man een licht jasje draagt, met witte mouwen en lichtblauw op de achterkant en dat hij een zwart t-shirt draagt, welke aan de rechterzijde is gescheurd. Beneden aan de afrit van [plaats 2] wordt een stopteken gegeven aan eerder genoemde taxi van Grote. Verbalisanten constateren vervolgens dat zich in die taxi een man bevindt, die kleding draagt die voldoet aan de beschrijving die [taxichauffeur] kort daarvoor aan de politie heeft doorgegeven. Hierop wordt de man op 16 juni 2009 omstreeks 03.45 uur door de politie aangehouden op verdenking van diefstal van genoemde laptop. Deze man blijkt verdachte te zijn.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden heeft er vanaf het moment waarop de diefstal van de laptop door aangever [slachtoffer] op heterdaad werd ontdekt tot en met de aanhouding van verdachte een aaneenschakeling van vrijwel onafgebroken handelingen door de politie plaatsgevonden. Deze handelingen doet de toestand van ontdekking op heterdaad voortbestaan. Gedurende deze handelingen is er tegen verdachte een redelijk vermoeden van schuld aan de diefstal van de laptop ontstaan. Derhalve hebben de staandehouding en aanhouding van verdachte rechtmatig plaatsgevonden. Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
primair:
hij op 16 juni 2009 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop, toebehorende aan [slachtoffer].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair:
diefstal.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dat feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 16 juni 2009 achter de balie van de receptie van een hotel een laptop gestolen. Door het plegen van dit feit heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 januari 2011 blijkt, dat verdachte vóór 16 juni 2009 meermalen wegens het plegen van strafbare feiten, waaronder (gekwalificeerde) diefstallen, is veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke jeugddetentie, werkstraffen en (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Bovendien blijkt uit dat uittreksel dat de gehele en een gedeeltelijke tenuitvoerlegging is gelast van twee van genoemde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen, waarvan een is omgezet in een werkstraf. Desondanks heeft een en ander verdachte er niet van weerhouden het hiervoor bewezen verklaarde feit te begaan.
Op grond van het vorenstaande is het hof - met de eerste rechter en de advocaat-generaal - van oordeel, dat niet (meer) valt te ontkomen aan de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Foppen, voorzitter, mr. Meijer-Campfens en mr. Wiarda, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. Wiarda buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.