ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0335

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002566-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte in zaak van rijden onder invloed en verlaten van de plaats van het ongeval

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 4 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1981 en thans verblijvende in het Delta Psychiatrisch Centrum te Rotterdam, was aangeklaagd voor het verlaten van de plaats van een verkeersongeval en het rijden onder invloed van alcohol. De tenlastelegging betrof twee feiten die zich op 18 augustus 2009 hebben voorgedaan in de gemeente [gemeente]. De verdachte zou als bestuurder van een motorrijtuig betrokken zijn geweest bij een aanrijding en zou na de aanrijding de plaats van het ongeval hebben verlaten. Tevens zou hij onder invloed van alcohol hebben gereden, met een ademalcoholgehalte dat boven de wettelijke limiet lag.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdachte ontkend de auto te hebben bestuurd en verklaard dat hij zijn autosleutel had gegeven aan een persoon uit het drugscircuit, die de auto voor hem zou ophalen. De getuige [getuige] had verklaard de bestuurder van de auto te hebben gezien, maar het hof vond de verklaringen van de getuige en de verbalisanten niet overtuigend genoeg om de verdachte te veroordelen. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de bestuurder was en dat het opgegeven signalement te algemeen was om als bewijs te dienen.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en de noodzaak om te kunnen aantonen dat de verdachte daadwerkelijk de bestuurder was die de aanrijding heeft veroorzaakt.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002566-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-011904-10
Arrest van 4 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 7 juli 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in het Delta Psychiatrisch Centrum te Rotterdam,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een geldboete van € 840,=,
subsidiair 16 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 18 augustus 2009, in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [straat], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer], de [gemeente] en/of [bedrijf]) letsel en/of schade was toegebracht;
2.
hij op of omstreeks 18 augustus 2009, in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994,
395 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs
op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
Vrijspraak
De getuige [getuige], woonachtig op het [straat] te [plaats], heeft bij de politie verklaard dat hij op 18 augustus 2009 omstreeks 04.55 uur heeft gezien dat de bestuurder van een donkergekleurde Golf op het [straat] te [plaats] meermalen tegen de gevel van een hoekpand en een hek is aangereden. De bestuurder zou een lange slanke blanke man zijn met een wit shirt. De bestuurder zou na de aanrijding uit de auto zijn gestapt en zijn weggelopen. [getuige] heeft direct de politie gebeld.
Op 18 augustus 2009 omstreeks 04.58 uur kregen verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] via de meldkamer kennis van een verkeersongeval op het [straat] te [plaats]. De melding hield in dat een dronken bestuurder in een blauwe VW aldaar een aanrijding had veroorzaakt. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn naar de plaats van de aanrijding gereden. Halverwege op het [straat] zagen zij aan de overzijde op het [straat] een man waggelend over straat lopen. Hij kwam uit de richting van de aanrijding. De aanrijding was ongeveer 50 meter verder. Toen zij hem aanspraken, roken en zagen zij dat hij zwaar onder invloed verkeerde van alcohol. Hij stond stil langs de kade en zij konden ternauwenood voorkomen dat hij achterover van de kade in het water viel. Ondertussen waren verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ter plaatse van de aanrijding gekomen. Aldaar hebben zij per mobilofoon het signalement van de bestuurder van de aanrijding doorgegeven aan de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Dat signalement luidde: lange blanke man met een wit shirt. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zagen dat de man die zij hadden aangesproken voldeed aan dat signalement. Hierop is deze man door hen aangehouden ter zake van rijden onder invloed van alcohol en het verlaten van de plaats van het ongeval. Deze man bleek verdachte te zijn.
Verdachte heeft van meet af aan ontkend de auto op 18 augustus 2009 te hebben bestuurd. Ter zitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij op 18 augustus 2009 zijn autosleutel aan ene [naam] heeft gegeven, die hij kende vanuit het drugscircuit, die de auto voor verdachte zou ophalen. Verdachte verklaart te hebben gezien dat [naam] de aanrijding op het [straat] te [plaats] heeft veroorzaakt. Voorts verklaart verdachte dat hij daarop naar [naam] is gelopen en van deze de autosleutel heeft teruggekregen en kort daarop door de politie is aangehouden.
De getuige [getuige] heeft niets verklaard over de manier waarop de bestuurder van de aanrijding van de plaats van het ongeval is weggelopen. Het hof acht dat opmerkelijk met name nu de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verklaard dat de man die zij hebben aangehouden op verdenking van de aanrijding zwaar onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde en dat deze nauwelijks op zijn benen kon staan.
Niet is gebleken dat de getuige [getuige] in verband met een herkenning van de bestuurder van de aanrijding met de verdachte is geconfronteerd.
Voorts is niet gebleken dat er beelden van de camera's die zich in de omgeving van de plaats van de aanrijding hebben bevonden, zijn uitgelezen.
Daarnaast is het hof van oordeel, dat het opgegeven signalement van de bestuurder te algemeen en daarom onvoldoende onderscheidend is om te kunnen dienen als bewijs.
Op grond van het vorenstaande, in samenhang beschouwd, sluit het hof niet uit dat een ander dan verdachte op 18 augustus 2009 verdachtes blauwe VW Golf heeft bestuurd en toen de aanrijding op het [straat] te [plaats] heeft veroorzaakt.
Derhalve acht het hof niet bewezen hetgeen onder 1 en 2 aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Foppen, voorzitter, mr. Meijer-Campfens en mr. Wiarda, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. Wiarda buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
`