ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0230

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
31 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000297-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging en wederspannigheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 31 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1948 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. H.A. de Boer. De politierechter had de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en wederspannigheid, met een gevangenisstraf van één week. De verdachte had op 12 maart 2009 een politieagent bedreigd met de dood en zich verzet tegen zijn aanhouding. Het hof oordeelde dat het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak, niet-ontvankelijk was. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van één week en de vordering van de benadeelde partij zou toewijzen. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter voor zover aan hoger beroep onderworpen en verklaarde de verdachte schuldig aan de feiten zoals ten laste gelegd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, met aftrek van voorarrest, en de vordering van de benadeelde partij werd toegewezen. Het hof legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die door het strafbare feit was toegebracht aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000297-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-880110-09
Arrest van 31 maart 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 25 januari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1948] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. H.A. de Boer, advocaat te Sneek.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit en heeft de verdachte ter zake van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 1 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van
1 week, met aftrek van voorarrest, en dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep van belang, ten laste gelegd, dat:
2.
hij op of omstreeks 12 maart 2009, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], een persoon genaamd [benadeelde] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik snijd je de strot door" en/of "Dan zal ik je de strot doorsnijden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
hij op of omstreeks 12 maart 2009, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) (te weten artikel 285 Wetboek van Strafrecht en/of artikel 184 Wetboek van Strafrecht)) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden en/of zijn lichaam stijf te houden en/of gebruik te maken van zijn armen (door er (onder meer) mee te slaan en/of te maaien en/of te duwen en/of de verbalisanten mee op een afstand te houden).
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 12 maart 2009, te [plaats], een persoon genaamd [benadeelde] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde] dreigend de woorden toegevoegd: "Dan zal ik je de strot doorsnijden", zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
hij op 12 maart 2009, te [plaats], toen de aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar [benadeelde] verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één op heterdaad ontdekt strafbaar feit (te weten artikel 285 Wetboek van Strafrecht) had aangehouden en de aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar J. Lourens, hem had vastgegrepen, teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die J. Lourens, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden en zijn lichaam stijf te houden en gebruik te maken van zijn armen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
wederspannigheid.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 12 maart 2009 hoofdagent van politie [benadeelde] met de dood bedreigd en heeft zich vervolgens tegen zijn aanhouding verzet. Politieambtenaren verdienen gezien de rol die zij in de samenleving vervullen, respect, en hoeven zich tijdens de uitoefening van hun werk - anders dan de raadsman ter terechtzitting heeft gesuggereerd - dergelijke bedreigingen niet te laten welgevallen. Het gedrag van verdachte, dat bij [benadeelde] gevoelens van angst en onveiligheid teweeg heeft gebracht, getuigt van een gebrek aan respect en is onacceptabel.
Ten nadele van verdachte spreekt dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 1 maart 2011, in het verleden meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van misdrijven, waaronder bedreiging. Deze veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te begaan.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof
- overeenkomstig de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf - oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, passend en geboden. Gezien het hiervoor overwogene is een andere, lichtere strafmodaliteit niet aan de orde.
Benadeelde partij [benadeelde]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering in eerste aanleg is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Blijkens het voegingsformulier benadeelde partijen in het strafproces vordert de benadeelde partij vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 150,-.
Het hof acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar, nu voldoende is komen vast te staan dat door het onder 2 bewezen verklaarde feit aan de benadeelde partij tot dat bedrag rechtstreeks schade is berokkend en deze schade aan verdachte kan worden toegerekend.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien verdachte jegens voornoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal het hof voornoemd bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 43a, 57, 63, 180 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 1 tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van één week;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van honderdvijftig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van honderdvijftig euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier, zijnde mr. Koolschijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.