ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0216

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000565-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in sociale zekerheidsfraudezaak na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 29 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte was aangeklaagd voor sociale zekerheidsfraude, waarbij zij beschuldigd werd van het opzettelijk onjuist invullen van documenten en het niet tijdig verstrekken van benodigde gegevens in het kader van de Algemene nabestaandenwet. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld, maar in hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld.

Tijdens de zitting in hoger beroep is de raadsman van de verdachte verschenen, terwijl de verdachte zelf niet ter terechtzitting aanwezig was. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte schuldig zou verklaren en een werkstraf zou opleggen. Echter, na het bestuderen van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, heeft het hof niet de overtuiging kunnen verkrijgen dat de verdachte de documenten opzettelijk onjuist heeft ingevuld of dat zij samenwoonde met de medeverdachte tijdens de ten laste gelegde periode.

Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de ten laste gelegde feiten. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechter in het waarborgen van een eerlijke rechtsgang.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000565-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-676006-07
Arrest van 29 maart 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 8 februari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1947] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. G. Bakker, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het aan verdachte onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen zal verklaren en haar ter zake zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, waarvan 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
feit 1
zij op één op meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 augustus 1997 tot en met 30 juni 2000 te [plaats], in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten:
a) een formulier van de Sociale Verzekeringsbank, namelijk het Inkomstenopgaveformulier Anw-gerechtigden, gedagtekend op 11 augustus 1997 (zie bijlage 24), waarop (onder meer) de volgende vraag moest worden beantwoord: "Bent u de enige bewoner van het adres, waarop u op dit moment feitelijk woont? (vraag 5)", althans een vraag van soortgelijke aard en/of strekking - valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) valselijk als antwoord op de vraag "Bent u de enige bewoner van het adres, waarop u op dit moment feitelijk woont? (vraag 5)" een kruisje gezet in het hokje "Ja", terwijl zij, verdachte, niet de enige bewoonster was van het adres alwaar zij feitelijk woonde en/of
b) een formulier van de Sociale Verzekeringsbank, namelijk het Inkomensopgaveformulier in verband met de inkomensafhankelijke nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet, gedagtekend op 21 december 1998 (zie bijlage 26) waarop (onder meer) betreffende de woonsituatie de volgende vraag moest worden beantwoord: "Zo ja, wie woont er nog meer op dit adres? (vraag 1)", althans een vraag van soortgelijke aard en/of strekking - valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) valselijk als antwoord op de vraag: "Zo ja, wie woont er nog meer op dit adres? (vraag 1)" alleen de naam van [bewoner], geboren 22-10-'77 vermeld, terwijl (tevens) op het adres alwaar zij, verdachte, feitelijk ook [medeverdachte] woonde
en/of (telkens) dat/die formulier(en) ondertekend, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
feit 2
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2000 tot en met 9 augustus 2007 te [plaats], in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) in strijd met een hem/haar/hun bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de inlichtingenverplichting op grond van artikel 35 van de Algemene nabestaandenwet, opzettelijk heeft/hebben nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl zij, verdachte, wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten haar, verdachtes, recht op een uitkering krachtens de Algemene nabestaandenwet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) niet opgegeven dat zij, verdachte, samenwoonde met [medeverdachte], dan wel met die [medeverdachte] een gezamenlijke huishouding voerde.
Vrijspraak
Het hof heeft op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet de overtuiging verkregen dat verdachte de in feit 1 bedoelde documenten opzettelijk onjuist heeft ingevuld. Evenmin heeft het hof de overtuiging verkregen dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde periode samenwoonde of een gezamenlijke huishouding voerde met [medeverdachte] (feit 2).
Het hof zal verdachte derhalve vrijspreken van het haar onder 1. en 2. ten laste gelegde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1. en 2. ten laste gelegde niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier.