ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0204

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000566-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in sociale zekerheidsfraudezaak na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 29 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte was aangeklaagd voor sociale zekerheidsfraude, waarbij hem werd verweten dat hij opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt in documenten die bestemd waren voor de Sociale Verzekeringsbank. De tenlastelegging bestond uit twee feiten: het opzettelijk onjuist invullen van een inkomstenopgaveformulier en het niet tijdig verstrekken van benodigde gegevens met betrekking tot zijn leefsituatie. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte verklaard dat hij uitdrukkelijk was gemachtigd om de verdachte te verdedigen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte schuldig zou verklaren en hem zou veroordelen tot een werkstraf van 240 uren, met een voorwaardelijk deel. Het hof heeft echter, na het bestuderen van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, niet de overtuiging verkregen dat de verdachte de documenten opzettelijk onjuist heeft ingevuld. Evenmin was er overtuiging dat de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde periode samenwoonde of een gezamenlijke huishouding voerde met de medeverdachte.

Op basis van deze overwegingen heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen, en heeft daarmee de rechtsgang in deze zaak afgesloten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000566-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-676007-07
Arrest van 29 maart 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 8 februari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1933] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. G. Bakker, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het aan verdachte onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, waarvan 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
feit 1
hij op één op meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 augustus 1997 tot en met 30 juni 2000 te [plaats], in de gemeente [gemeente] althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten:
a) een formulier van de Sociale Verzekeringsbank, namelijk het Inkomstenopgaveformulier Anw-gerechtigden, gedagtekend op 11 augustus 1997 (zie bijlage 11), waarop (onder meer) de volgende vraag moest worden beantwoord: "Bent u de enige bewoner van het adres, waarop u op dit moment feitelijk woont? (vraag 5)", althans een vraag van soortgelijke aard en/of strekking - valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk als antwoord op de vraag "Bent u de enige bewoner van het adres, waarop u op dit moment feitelijk woont? (vraag 5)" een kruisje gezet in het hokje "Ja", terwijl hij, verdachte, niet de enige bewoner was van het adres alwaar hij feitelijk woonde en/of
b) een formulier van de Sociale Verzekeringsbank, namelijk de Aanvraag om AOW-pensioen, gedagtekend op 28 mei 1998 (zie bijlage 13) bij vraag 3, betreffende de leefsituatie, heeft/hebben vermeld dat hij, verdachte, ongehuwd was en dat hij, verdachte, de huisvesting met geen andere persoon deelde, althans een vermelding van soortgelijke aard en/of strekking - valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, aangezien hij, verdachte, de huisvestiging wel met (een) ander(e) perso(o)n(en) deelde
en/of (telkens) dat/die formulier(en) ondertekend, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
feit 2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2000 tot en met 9 augustus 2007 te [plaats], in de gemeente [gemeente] in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) in strijd met een hem/haar/hun bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de inlichtingenverplichting op grond van artikel 49 van de Algemene Ouderdomswet, opzettelijk heeft/hebben nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten zijn, verdachtes, recht op een uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) niet opgegeven dat hij, verdachte, samenwoonde met [betrokkene], dan wel met die [betrokkene] een gezamenlijke huishouding voerde.
Vrijspraak
Het hof heeft op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet de overtuiging verkregen dat verdachte de in feit 1 bedoelde documenten opzettelijk onjuist heeft ingevuld. Evenmin heeft het hof de overtuiging verkregen dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde periode samenwoonde of een gezamenlijke huishouding voerde met [betrokkene] (feit 2).
Het hof zal verdachte derhalve vrijspreken van het hem onder 1. en 2. ten laste gelegde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1. en 2. ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier.