ECLI:NL:GHLEE:2011:BP9822

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000524-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging van een parkeercontroleur en wederspannigheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 29 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1962, werd beschuldigd van bedreiging van een parkeercontroleur en wederspannigheid. De feiten vonden plaats op 19 april 2009, toen de verdachte met zijn auto op de parkeercontroleur inreed terwijl deze bezig was met het uitschrijven van een bekeuring. De verdachte werd aangehouden door politieambtenaren, maar verzette zich tegen zijn aanhouding. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot straffen die in het vonnis waren omschreven.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 7 september 2010 en 15 maart 2011 werd de vordering van de advocaat-generaal besproken, die een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken en een werkstraf van 40 uren eiste. Het hof oordeelde dat de aanhouding van de verdachte rechtmatig was en dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging. De raadsvrouw van de verdachte had aangevoerd dat er geen sprake was van een aanhouding op heterdaad, maar het hof verwierp deze stelling.

Het hof achtte bewezen dat de verdachte de parkeercontroleur had bedreigd en zich had verzet tegen zijn aanhouding. De verdachte werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, maar het hof oordeelde dat dit niet leidde tot een vrijspraak. De straffen werden gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000524-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-754463-09
Arrest van 29 maart 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 22 februari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr A.A. Hardoar, advocaat te Lelystad.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep d.d. 7 september 2010 en 15 maart 2011, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 19 april 2009 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1], [slachtoffer] (werkzaam als parkeercontroleur bij de gemeente [gemeente 1]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een (personen)auto met die (personen)auto op die [slachtoffer] ingereden en/of toegereden;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 19 april 2009 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1], als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [straat], op [slachtoffer] (werkzaam als parkeercontroleur bij de gemeente [gemeente 1]) heeft ingereden/toegereden, waardoor deze [slachtoffer] aan de kant moest springen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 19 april 2009 te [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente 2], toen (een) aldaar (in uniform geklede) dienstdoende politieambtena(a)r(en) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat er met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde geen sprake is geweest van een aanhouding op heterdaad. De aanhouding dient als onrechtmatig te worden aangemerkt. De vraag is dan ook of de verbalisanten wel in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren. Gelet op het voorgaande dient vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde te volgen, aldus de raadsvrouw.
Met betrekking tot het voorgaande overweegt het hof als volgt.
Blijkens de processtukken is het onder 1 ten laste gelegde feit gepleegd op 19 april 2009 om 15.58 uur, en is op genoemde datum om ongeveer 16.00 uur omtrent dat feit melding gedaan, waarna vrijwel onafgebroken de onmiddellijk nodige maatregelen ten dienste van het tot klaarheid brengen van het op heterdaad ontdekte feit zijn getroffen. Die maatregelen hebben geleid tot de aanhouding van verdachte op genoemde datum te 17.15 uur. Derhalve is het hof van oordeel, dat verdachte bij ontdekking op heterdaad is aangehouden en dat de aanhouding van verdachte rechtmatig is geweest.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 19 april 2009 te [plaats 1], [slachtoffer] (werkzaam als parkeercontroleur bij de gemeente [gemeente 1]) heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een (personen)auto met die (personen)auto op die [slachtoffer] toegereden;
2.
hij op 19 april 2009 te [plaats 2], toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één op heterdaad ontdekt strafbaar feit hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1 primair:
bedreiging met zware mishandeling;
onder 2:
wederspannigheid.
Strafbaarheid
Omtrent verdachte is door S. de Jong, psychiater, naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten een rapport d.d. 11 december 2010 uitgebracht, welk rapport - zakelijk weergegeven - als conclusie inhoudt dat bij verdachte sprake is - en ook ten tijde van het ten laste gelegde was - van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens. De Jong heeft verdachte diagnostisch omschreven als: een 48-jarige man bij wie sprake is van een chronisch hypomaan toestandsbeeld met in het verleden enkele manische psychosen (Bipolaire stoornis), perioden met alcoholmisbruik en bij wie een persoonlijkheidsstoornis NAO bestaat.
Verdachte dient volgens De Jong ten aanzien van feit 2 als verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. Voor wat betreft feit 1 heeft De Jong zich - gelet op de ontkennende verklaring van verdachte - onthouden van advies omtrent de toerekeningsvatbaarheid.
Gelet op de inhoud van voormeld rapport kan het hof zich verenigen met de conclusie van de deskundige De Jong dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd, met dien verstande dat het hof voor beide feiten dezelfde mate van toerekeningsvatbaarheid in acht zal nemen.
Nu niet is gebleken dat verdachte het ten laste gelegde in het geheel niet valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 19 april 2009 schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling van [slachtoffer], werkzaam als parkeercontroleur, door in zijn auto op die [slachtoffer] toe te rijden, terwijl zij bezig was met het uitschrijven van een bekeuring aan de verdachte. Door dit optreden heeft verdachte de integriteit van de parkeercontroleur aangetast en vrees opgewekt hetgeen de parkeercontroleur kan belemmeren in haar functioneren.
Daarnaast heeft verdachte zich verzet tegen zijn aanhouding. Door zijn handelen heeft verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens de opsporingsambtenaren van de politie en jegens de betreffende parkeercontroleur.
De samenleving als geheel, waar ook de verdachte deel van uitmaakt, heeft er belang bij dat haar gezagsdragers in staat worden gesteld hun functie op een adequate en normale wijze te vervullen. Dat lukt niet als elke burger in een dwarse bui meent zelf te kunnen bepalen of hij zich aan de regels wenst te houden om vervolgens, als hij daarop wordt aangesproken, de betreffende gezagsdrager fysiek te na te komen. De verdachte was op 19 april 2009 zo'n burger in een dwarse bui. Het moet de verdachte inmiddels duidelijk zijn dat die houding niet kan worden getolereerd. Zo hebben politiemensen wel belangrijkere dingen te doen dan te moeten vechten met een man die op dat moment op een verkeerde manier zijn gelijk wil halen.
Bij de straftoemeting is in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 januari 2011 - eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van agressiedelicten gericht tegen (politie)ambtenaren.
Het hof houdt er ook rekening mee dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Voormelde feiten acht het hof dusdanig ernstig dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken in combinatie met een onvoorwaardelijke werkstraf van veertig uren op zijn plaats is.
De voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaren dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten zal begaan.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 180 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier weken;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier.
-