De beoordeling
Ten aanzien van de feiten
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2.1 tot en met 2.15 van genoemd vonnis van 28 januari 2009 is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan. Het hof zal hierna die feiten herhalen, aangevuld met enige feiten die in hoger beroep eveneens als vaststaand hebben te gelden.
1.1. Gooimeer drijft een onderneming als groothandel in huur en verhuur van stalen damwanden en daarmee verband houdende materialen.
UMCG exploiteert als rechtsopvolger van het Academisch Ziekenhuis Groningen, verder te noemen het AZG, te Groningen een ziekenhuis.
1.2. Ter uitvoering van het project "Nieuwbouw Cluster Noordpunt van het Academisch Ziekenhuis" hebben het AZG als opdrachtgever en [B.V. 1] (hierna: [B.V. 1]) als aanneemster op 29 maart 2001 een overeenkomst gesloten met betrekking tot de bouw van een voorzieningengebouw alsmede een ondergrondse parkeergarage op het terrein van het AZG. Op grond van deze aannemingsovereenkomst was [B.V. 1] verantwoordelijk voor de gehele uitvoering van de bouw.
1.3. De bouwwerkzaamheden hebben in april 2001 een aanvang genomen. [B.V. 1] heeft voor de huur, plaatsing en het naderhand weer verwijderen van stalen damwanden mondeling een overeenkomst gesloten met [B.V. 2] (hierna: [B.V. 2]). [B.V. 2] heeft, ten behoeve van de uitvoering van de door haar met [B.V. 1] gesloten overeenkomst, op 18 juni 2001 damwanden van Gooimeer gehuurd. Vervolgens heeft [B.V. 2] deze damwanden geplaatst in een bouwkuip op het terrein van het AZG.
1.4. In een kostenraming van [B.V. 1] van 6 juli 2001 inzake het onderhavige werk bij het AZG staat onder 1.10 vermeld:
'koopaandeel damwand wegens niet mogen trekken volgens Fugro (brief 29-06) 803=108kg/m2 schets'
1.5. [B.V. 1] heeft de bouw in november 2002 opgeleverd. De gebruikte damwanden zijn in de grond achtergebleven.
1.6. Op 3 februari 2003 is [B.V. 1] in staat van faillissement verklaard.
1.7. Op 12 februari 2003 heeft [B.V. 2] een brief aan de curator in het faillissement van [B.V. 1] gestuurd waarin zij de curator vraagt of hij de huurovereenkomst ter zake van de damwanden wenst te continueren. Ook heeft [B.V. 2] aan de curator de mogelijkheid geboden de damwanden te kopen. In de brief staat geschreven:
'Op grond van bedoeld huurcontract is de eigendom van de betreffende damwanden altijd bij ons gebleven.'
1.8. Bij brief van 13 februari 2003 heeft [B.V. 2], onder verwijzing naar en met een afschrift van de brief aan de curator van 12 februari 2003, het AZG meegedeeld dat zij tot verwijdering van de damwanden zou overgaan indien de curator de huurovereenkomst met betrekking tot de damwanden niet gestand zou doen. Voorts heeft zij het AZG de damwanden te koop of te huur aangeboden.
1.9. De curator heeft bij brief van 20 februari 2003 de huurovereenkomst tussen [B.V. 1] en [B.V. 2] opgezegd.
1.10. Op 21 maart 2003 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [werknemer AZG], hoofd bouwzaken van het AZG (hierna: [werknemer AZG]) en [directeur B.V. 2], statutair directeur van [B.V. 2] (hierna: [directeur B.V. 2]).
[B.V. 2] heeft het AZG vanaf april 2003 een aantal nota’s voor de huur van de damwanden en een offerte voor het verwijderen van de damwanden gezonden. Op 4 september 2003 heeft opnieuw een gesprek plaatsgevonden tussen het AZG en [B.V. 2]. Het AZG heeft de huurnota’s van [B.V. 2] niet betaald en bij brief van 9 september 2003 aan [B.V. 2] geretourneerd.
Op l5 september 2003 heeft [B.V. 2] aan het AZG geschreven:
‘De aanwezige damwand is eigendom van [B.V. 2][..]'
1.11. Op grond van het onderzoek dat het ingenieursbureau Fugro en het
ingenieursbureau Wassenaar in opdracht van het AZG hebben verricht, hebben deze bureaus geconcludeerd dat het verwijderen van de damwanden niet mogelijk was dan wel hoge kosten en/of risico’s met zich zou brengen. Bij brief van
3 december 2003 heeft het AZG vervolgens aan [B.V. 2] geschreven:
‘Naar aanleiding van het faillissement van [B.V. 1] hebben wij u toegezegd nader te onderzoeken of een deel van de diepwanden alsnog getrokken zou kunnen worden. Deze toezegging was gebaseerd op de mogelijkheid te onderzoeken iets van het verlies te compenseren dat uw bedrijf lijdt ten gevolge van het faillissement van [B.V. 1].
Nader onderzoek door Fugro in samenspraak met onze adviseur Ingenieursbureau Wassenaar toont aan dat het deels trekken van damwanden in relatie tot de uitvoeringswijze en de daaraan te stellen voorwaarden als een niet reële optie terzijde geschoven moet worden. Voor het alsnog trekken van een deel van de damwanden geven wij derhalve geen toestemming’.
1.12. Op 15 maart 2004 heeft de toenmalige raadsvrouw van [B.V. 2] een concept
dagvaarding aan het AZG gestuurd. Onder punt 34 van deze conceptdagvaarding staat geschreven:
‘[B.V. 2] heeft op 30 januari 2004 teneinde de schade, bestaande uit de in de toekomst aan Gooimeer verschuldigde huurpenningen, te beperken de damwanden in eigendom overgenomen van Gooimeer voor een bedrag van EUR 74.210,16.’
In de concept dagvaarding staat voorts geschreven dat primair wordt gevorderd:
‘1. te verklaren voor recht dat [B.V. 2] eigenaar is van de Damwanden;’
1.13. [B.V. 2] heeft een op 8 juli 2004 gedateerd verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor bij de rechtbank Groningen ingediend. In het verzoekschrift staat onder meer geschreven:
'[B.V. 2] is voornemens een bodemprocedure op te starten tegen AZG. In deze procedure zal [B.V. 2] het navolgende vorderen.
Primair
1 verklaring voor recht dat [B.V. 2] eigenaar is van de damwanden; [..]'
1.14. [B.V. 2] heeft [werknemer AZG] bij brief van 23 november 2004 als getuige
opgeroepen voor het getuigenverhoor op 1 december 2004. In de brief staat geschreven:
‘De inzet van dit getuigenverhoor is het leveren van het bewijs dat [B.V. 2] eigenaar is van de damwanden [..]’
1.15. Tijdens het voorlopig getuigenverhoor op 1 december 2004 heeft [directeur B.V. 2], statutair directeur van [B.V. 2], verklaard:
'Op enig moment, ik kan mij niet meer precies herinneren wanneer werd ik benaderd door [werknemer B.V. 1] met de vraag of [B.V. 1] de damwanden kon kopen. Ik heb op verzoek van [werknemer B.V. 1] een prijsopgaaf gedaan, nadat ik met Gooimeer B.V., die immers de eigenaar was van de damwanden overleg had gepleegd over de vraag of Gooimeer B.V. de damwanden, en zo ja, tegen welke prijs wilde verkopen.
[werknemer B.V. 1] heeft volgens mij het voorstel dat ik hem heb gedaan besproken binnen het bouwteam en heeft mij laten weten dat op het voorstel niet werd ingegaan omdat de prijs te hoog was.'
In aansluiting op zijn verklaring dat hij verrast was door de mededeling van [werknemer AZG] begin september 2003 dat de huurnota's niet zouden worden betaald omdat het AZG al eigenaar van de damwanden was, heeft [directeur B.V. 2] voorts verklaard:
'Vervolgens is deze zaak uit handen gegeven door [B.V. 2] aan haar advocaat. (…) Mijn verrassing naar aanleiding van de mededeling van [werknemer AZG] dat AZG eigenaar was van de damwanden lag hierin dat ik er van uit ging dat wij de damwanden nog steeds van Gooimeer huurden. Van een eigendomsoverdracht was mij niets bekend. Ik ging er nog steeds van uit dat Gooimeer B.V. eigenaar was van de damwanden. [B.V. 2] kreeg van Gooimeer B.V. ook nog huurnota's. Zou Gooimeer B.V. de damwanden hebben verkocht, dan zou dat niet meer het geval zijn geweest.'
[directeur B.V. 2], eveneens statutair directeur van [B.V. 2], heeft tijdens het voorlopig getuigenverhoor verklaard:
‘Omstreeks oktober/november 2003 heeft de [B.V. 2] de damwanden van Gooimeer gekocht.[..] [B.V. 2] heeft de damwanden van Gooimeer B.V. gekocht om de kosten te beperken, onder andere omdat betaling van de huur van de damwanden door het AZG uitblijft.’
[werknemer B.V. 1], indertijd als projectleider in dienst bij [B.V. 1], heeft tijdens het voorlopig getuigenverhoor verklaard:
'Op enig moment aan het einde van het jaar 2001 bleek uit onderzoek door het AZG dat de gehuurde damwanden om technische redenen niet verwijderd konden worden, dat betekende omdat die damwanden bleven staan er in de relatie tussen [B.V. 1] en het AZG sprake was van een andere situatie dan waarvan in de destijds aan het AZG gepresenteerde begroting van de werkzaamheden was uitgegaan. In verband daarmee is tussen [B.V. 1] en het AZG gesproken over koop van damwanden, mede in verband met de afrekening van meer en minder werk door [B.V. 1]. In verband met die mogelijke koop door het AZG van de damwanden heb ik aan [B.V. 2] een offerte gevraagd. Die offerte, waarin ook verrekening van huur was opgenomen, heb ik ontvangen. Die offerte gaf mij aanknopingspunten voor de besprekingen die ik met [werknemer AZG 2], die voor AZG directie voerde, aangaande het meerwerk dat [B.V. 1] in rekening zou brengen, en waarvoor ik zelf onder andere voor de koop van de damwanden een offerte had uitgebracht. De uiteindelijke goedkeuring van het meerwerk door het AZG, waaronder de in de meerwerk-afrekening voorkomende koop van de damwanden heeft plaats gevonden eind 2002. Het AZG heeft dat meerwerk betaald aan [B.V. 1].
(…)
Nadat het AZG het meerwerk had goed gekeurd vond ik het moment gekomen om nader met [B.V. 2] te gaan spreken over de koop van de damwanden. Ik heb daarop telefonisch gesproken met [werknemer B.V. 2] en hem gevraagd om opnieuw een offerte uit te brengen. Ik wilde een nieuwe offerte om op basis daarvan onderhandelingen te kunnen starten. Tot die onderhandelingen is het door het faillissement van [B.V. 1] niet meer gekomen.'
1.16. [B.V. 2] heeft geen bodemprocedure tegen het AZG dan wel UMCG aanhangig gemaakt.
1.17. Op 15 november 2006 is [B.V. 2] in staat van faillissement verklaard.
1.18. Gooimeer heeft in de procedure in eerste aanleg een verklaring in het geding gebracht van [bestuurder appellant] (hierna: [bestuurder appellant]), statutair bestuurder van Gooimeer, en [directeur B.V. 2]. Zij hebben deze verklaring op 7 februari 2008 respectievelijk 19 februari 2008 ondertekend. In deze verklaring staat geschreven:
'2. In verband met een werk te Groningen, ten behoeve van het UMCG (AZG) heeft [B.V. 2] aan Gooimeer B.V. gevraagd om damwanden te verhuren. In verband daarmee zijn door Gooimeer B.V. aan [B.V. 2] huurnota's gestuurd. [B.V. 2] heeft deze damwanden vervolgens (met medeweten en toestemming van Gooimeer) doorverhuurd aan [B.V. 1] Deze vennootschap heeft de damwanden gebruikt ten behoeve van het werk voor UMCG.
3. Na het faillissement van [B.V. 1], begin 2003, hebben Gooimeer en [B.V. 2] afgesproken dat laatstgenoemde zou proberen om de damwanden terug te krijgen, dan wel om betaling daarvoor te verkrijgen. Gooimeer B.V. heeft de heer [directeur B.V. 2], van [B.V. 2], gemachtigd om als zodanig het nodige te verrichten. In dat kader was [B.V. 2] ook gerechtigd om zich uit te geven als eigenaar van de damwanden, jegens derden. Dit gebeurde onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat indien voor de damwanden zou worden betaald, deze betaling aan Gooimeer zou worden overgemaakt. Indien de damwanden zouden zijn teruggegeven, dan hadden deze ook, volgens afspraak van partijen, aan Gooimeer moeten worden teruggegeven.
4. Gooimeer B.V. heeft aan [B.V. 2] vanwege de gemaakte afspraken, geen betaling gevraagd vanwege het niet retourneren van de damwanden. [..] Juridisch, noch economisch is [B.V. 2] ooit eigenaar geworden van de damwanden.'